Gedrag

Teunis is midden veertig. Tot zijn 35ste was hij getrouwd en hij heeft twee kinderen. Hij was geluidstechnicus, lid van de vrijwillige brandweer, actief in de plaatselijke volleybalvereniging. Nu leeft Teunis op straat.

Daklozen zijn niet altijd psychiatrisch gestoorde mensen, laat Lia van Doorn zien in haar proefschrift Een tijd op straat. Mensen worden dakloos door ‘een opeenstapeling van crisissen, onfortuinlijke keuzes en domme pech’. Dit noemt Van Doorn het ‘Mattheus-effect’, naar Mattheus 13, vers 12: ‘Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden.’

Driekwart van de onderzochte daklozen voert zijn problemen terug op een moeilijke jeugd, zoals mishandeling. Velen hebben volgens Van Doorn een explosief, trots of tegendraads karakter. Bij de meesten heeft het een aanloop van tientallen jaren gehad, waarin het langzaam bergafwaarts gaat. Teunis bijvoorbeeld krijgt last van psychische problemen, belandt in de ziektewet, gaat scheiden, komt in een psychiatrisch ziekenhuis terecht en moet dan zijn woonruimte opgeven.

Sommige daklozen lukt het om uiteindelijk weer op het rechte pad te geraken. Van de 47 onderzochte mensen die Van Doorn na zes jaar nog kon achterhalen, waren er dertig van de straat af.

Ze concludeert dat het nauwelijks te voorspellen valt wie het gaat redden. Soms komt het door een ziekenhuisopname die gedragsverandering teweegbrengt. Soms komt het doordat de banden met de maatschappij worden aangehaald, zoals door het verkopen van de daklozenkrant. Soms maken ze iets shockerends mee en raken ze plotseling religieus bekeerd. (HP)

Lia van Doorn, Een tijd op straat. Een volgstudie naar (ex-) daklozen in Utrecht, NIZW uitgeverij, ISBN 90 5050 870 7