‘Ze keek me aan met de dood al in haar ogen’

Yannick (31, getrouwd en vader van een zoon en een stiefzoon) redde een vrouw uit een te water geraakte auto.

‘Ik reed op Kerstavond 2013 met mijn gezin over de provinciale weg langs de Weespertrekvaart. Ineens zagen we een ingedeukte auto staan, midden op de weg. Er stapte een jongen uit met een verwarde blik in zijn ogen, die naar de waterkant schuifelde.

In de vaart lag nóg een auto, met zijn kont omhoog en neus naar beneden. Achter het halfopen raampje zag ik een vrouw. Ze gilde. Ondertussen stopten er meer auto’s. Mensen belden, fotografeerden en filmden. Verder deden ze weinig.

De jongen was zich aan het uitkleden, maar dat ging me te langzaam: er was geen tijd te verliezen. Ik keek mijn vrouw aan. Ze knikte. Ze weet dat ik sterk ben en goed kan zwemmen.

Dat het water zo koud was, had ik onderschat. Mijn spieren verstijfden, maar dat negeerde ik. Die vrouw moest uit die auto. En mijn gezin mocht geen getuige zijn van een drama met dodelijke afloop. De vrouw keek door me heen, ze had de dood al in haar ogen.

Ik vertelde dat ik kwam helpen en het lukte me haar uit het raam te trekken. Terugzwemmen ging moeizaam; ze sloeg wild om zich heen waardoor we voortdurend kopje-onder gingen. Toen we uiteindelijk de kant bereikten, was de auto al naar de bodem verdwenen.

Pas toen ik de opluchting zag bij mijn gezin, besefte ik wat ik had gedaan. Het had heel anders kunnen aflopen, ook met mij. Sinds die avond ben ik voorzichtiger geworden. Als we een drukke straat oversteken, pak ik de hand van mijn zoontje extra stevig vast.

Mensen vragen zich af wat zij zouden doen. Bijna niemand denkt dat hij zou springen, maar dat betwijfel ik. Ik ben zelf ook geen lefgozer.

Toch kon ik niet anders dan handelen, dat ging instinctief. Als ik had stilgestaan bij de risico’s, was ik misschien niet gesprongen en had die vrouw niet meer geleefd.’

‘Ik stond versteld van mijn eigen kracht’

Mark (44, single) redde een man uit een brandende auto.

‘Dorpsbewoners staken hun duim op, mensen belden en stuurden kaartjes. Maar ik was helemaal niet bezig met held zijn; ik wilde weten hoe de slachtoffers eraan toe waren. Antwoord op die vraag kreeg ik pas na een half jaar.

Ik reed in juni vorig jaar met mijn collega op de A1 toen we zagen dat aan de andere kant van de snelweg een vrachtwagen een auto tegen de vangrail had geramd. We stopten meteen, midden op de weg. Aan het gevaar dacht ik niet. Mijn collega belde 112, ik rende naar de rokende auto.

Samen met een man die al ter plaatse was, brak ik de deur aan de bestuurderskant open – ik stond versteld van mijn eigen kracht. De bestuurder wist zich door de smalle opening te wurmen. Toen moest de man op de bijrijdersstoel, de vader van de bestuurder bleek later, er nog uit.

Hij kreeg zijn gordel niet los en zat klem omdat de auto aan die kant geramd was. Op straat waren kleine brandjes, de vrachtwagencabine stond in de fik en in de auto was het bloedheet. “Als we maar niet te laat zijn,” ging het door me heen. Wat als ik er getuige van zou zijn dat iemand levend verbrandt?

Gelukkig was de man bij bewustzijn. Hij vocht voor zijn leven en kon zich toch uit de gordel bevrijden, waarna wij hem uit de auto trokken. We legden hem verderop in de berm. Nog geen minuut later stond de auto in de hens.

De aangeboden slachtofferhulp wimpelde ik af. Ik zou er wel overheen komen. Maar de tweede dag na het ongeluk huilde ik alleen maar. Het beeld van de man die klemzat in een rokende auto terwijl ik machteloos moest toekijken liet me niet los. En als ik ’s nachts de brandweer hoorde, zat ik rechtop in bed.

Sinds de huldiging in december gaat het beter. Wij kregen als redders een zilveren medaille. Dat waardeerde ik zeer, maar het ging me vooral om de ontmoeting met de slachtoffers. Die was heel emotioneel. Met beiden gaat het goed. De vader heeft maandenlang in het ziekenhuis gelegen en is voor 33 procent verbrand, maar hij straalde. En ik ook.’

‘We waren overgeleverd aan het water’

Remke (45, getrouwd en moeder van 4 kinderen) hielp een verdrinking voorkomen.

‘Ik zat met een vriendin en onze dochters op een tjokvol strand in Bergen toen ik in de verte, in zee, een oude man wild met zijn armen zag zwaaien. Hij stond op een zandbank. Om hem heen waren vreemde golven, terwijl de zee verder rustig was. Van een mui had ik nog nooit gehoord.

Ik keek om me heen en zag een vrouw, zijn dochter bleek later, terugzwaaien. Ze liep richting zee. Ik rende haar achterna om haar te waarschuwen. Het water was te wild, de man te groot. Ze zou niet sterk genoeg zijn om hem te redden.

Maar voor ik het wist stond ze er al tot aan haar middel in. Ik volgde. Met zijn tweeën kun je meer dan alleen. Al snel verdween de grond onder mijn voeten; we waren overgeleverd aan het water.

Door de mui was de onderstroom zo sterk dat we meters werden meegesleurd. Verderop speelden twee mannen met een bal. Ik gilde dat er iemand in nood was. Ze kwamen meteen onze kant op. Godzijdank.

Zij waren wél in staat de man, die er slecht aan toe was, tegen de sterke stroom in naar de kant te brengen. Vermoeid en trillend als een rietje kwam ik uit het water. Zelden voelde ik me zo kwetsbaar, besefte ik zo helder dat je er in het leven alleen voor staat.

Ja, ondanks de hulp die kwam: je moet toch zelf zien te overleven. Toen de man door de reddingsbrigade werd meegenomen volgde een groepsknuffel. Na zoiets heftigs voelden mijn mederedders als familie.

Een held voel ik me niet. Wat me vooral is bijgebleven, is dat tussen al die mensen op het strand alleen ik in de gaten had dat er iets aan de hand was met die vader en dochter. En dat ik door de kracht van het water geen grip meer had op mijn leven.

Ik worstel nog met de vraag waarom ik, tegen beter weten in, de zee in ging. Maar ik vrees dat ik het weer zou doen. Toekijken kan ik niet.’

‘Wat als hij een kasplant zou worden, wilde ik dat op mijn geweten hebben?’

Michel (48, getrouwd en vader van drie kinderen) reanimeerde een man.

‘We waren net verhuisd, vijf jaar geleden. Onze oude buurman wilde graag een struik uit onze nieuwe tuin hebben en kwam die halen. We hadden net afscheid genomen toen zijn zoon in paniek weer aanbelde: zijn vader was gevallen bij ons op de oprit.

Ik zag een plas bloed, maar had snel door dat er meer aan de hand was. Ik hoorde hem rochelen, voelde geen polsslag en vermoedde een harstilstand. Mijn vrouw was boven bij de kinderen, ik riep dat ze 112 moest bellen.

Zelf rende ik naar de buurvrouw – zij is huisarts. Maar ze was niet thuis, ik stond er alleen voor. Ik had helder voor ogen wat ik moest doen omdat ik net mijn reanimatiebrevet had gehaald voor een duikcursus. Ik had op poppen geoefend, wel even wat anders dan dit.

Ik was totaal gefocust. Deed zijn overhemd en kunstgebit uit, zette de stopwatch aan en begon met de beademing en hartmassage. Na een aantal minuten werd ik moe; reanimeren is heel inspannend. Gelukkig schoot een voorbijganger me te hulp.

Na 7 minuten en 39 seconden reanimeren waren de hulpdiensten er. Zij zijn nog een half uur met hem bezig geweest voor hij vervoerd kon worden. Op dat moment drong pas tot me door wat er was gebeurd. Volgens de artsen had ik goed en snel gehandeld.

Negentig procent van de mensen met een hartstilstand redt het niet. De hersenen kunnen maar vier minuten zonder zuurstof, daarna raken ze onherstelbaar beschadigd. Toch was ik niet gerustgesteld. De man lag in coma en de artsen hadden geen idee hoe hij hieruit zou komen.

De eerste nachten deed ik geen oog dicht. Ik was onrustig en voelde me schuldig. Wat als hij een kasplant zou worden? Had ik hem niet beter dood kunnen laten gaan? Na twee heel lange weken bleek dat hij er niets aan over had gehouden. Toen kon ik opgelucht ademhalen. En trots zijn op wat ik had gedaan.’

Waarom springt de een in het water, terwijl anderen staan te bellen en te filmen?

Niet iedereen kan een held zijn. Zou u die man uit zijn brandende auto bevrijden; het water ingaan als iemand dreigt te verdrinken? Volgens Karlijn Massar, docent sociale psychologie aan de Universiteit Maastricht, handelen mensen over het algemeen instinctief in situaties waarbij direct ingrijpen vereist is om levens te redden.

‘Ze schakelen hun ratio uit en gaan over op de automatische piloot. Ze beredeneren niet eerst of in het water springen wel een slimme keuze is. Er is veel geschreven over het feit dat mensen in de basis erg prosociaal zijn – gedreven door medeleven en empathie.’

Toch springt lang niet iedereen en dat komt doordat allerlei situationele en persoonlijke kenmerken een rem kunnen zetten op die eerste, prosociale neiging tot direct helpen.

Persoonlijkheid is er daar een van, aldus Massar. Wie in het dagelijks leven risico’s niet uit de weg gaat, grijpt eerder in dan een persoon die risico’s en conflicten mijdt. Verder bieden empathische mensen met een altruïstische persoonlijkheid sneller hulp dan meer egoïstische types. Zelfs als dat ze hun leven kan kosten.

Mannen en vrouwen helpen even vaak, maar mannen ‘redden’ vaker, stelt de Amerikaanse sociaal psycholoog Alice Eagly, die onderzoek doet naar genderverschillen. Vrouwen worden al vanaf hun jeugd in zorgende rollen gesocialiseerd terwijl mannen gesocialiseerd worden om meer heldhaftig te zijn, dus om hun kracht te gebruiken.

Vrouwen zijn fysiek ook minder in staat om te redden, zegt Karlijn Massar. ‘Zo wist Remke dat ze niet sterk genoeg was om die man uit het water te halen en vroeg anderen haar daarbij te helpen. Over het algemeen nemen vrouwen in crisissituaties eerder zorgtaken op zich, door bijvoorbeeld het slachtoffer naderhand op te vangen.’

De belangrijkste reden waarom vrouwen minder vaak een heldenrol op zich nemen, is angst. ‘Angst zet vrouwen veel eerder dan mannen op de rem. Die lagere angstdrempel is waarschijnlijk ontstaan om te voorkomen dat zij hun eigen leven – en daarmee dat van hun nageslacht – in gevaar brengen.’

Dan is er nog het zogenaamde ‘omstanderseffect’: studies tonen aan dat de kans dat iemand helpt in een crisissituatie 75 procent is, mits hij de enige aanwezige is. Bij elke extra omstander daalt die kans.

Massar: ‘Hoe meer mensen staan toe te kijken, hoe minder iemand zich persoonlijk verantwoordelijk voelt. Hij doet dan wat de groep doet. Waarom ingrijpen als een ander dat ook niet doet? Hij denkt dat anderen vast beter in staat zijn om hulp te bieden of is bang om voor schut te staan tegenover de groep. Stel dat hij helpt en het blijkt onnodig te zijn, of het loopt niet goed af?’

Uit onderzoek blijkt dat het omstanderseffect minder een rol speelt als iemand zich daarvan bewust is: wie ervan op de hoogte is dat mensen de neiging hebben om niet te handelen in een groep, handelt wél. Zoals Yannick, die het water in sprong terwijl anderen aan het bellen en filmen waren.

Maar de allergrootste voorspeller of iemand tot actie overgaat, is of hij het slachtoffer kent. ‘Je laat je buurman, collega of vriend niet voor je ogen doodgaan.’

Als iemand getuige is van een crisissituatie, neemt hij in een fractie van een seconde een beslissing: handelen of niet? Daarbij spelen alle hierboven genoemde factoren een rol.

Massar: ‘Uit de literatuur over omstanders bij ongelukken is overigens gebleken dat de meeste mensen die niet actief ingrijpen, wél direct andere hulp zoeken, of proberen de slachtoffers gerust te stellen. Mensen bieden zo de hulp die bij hen en bij de situatie past.’