David is geboren in een lichaam dat niet bij hem past. Hij hoeft niet eens in de spiegel te kijken om dat te weten. Al zo lang hij zich kan herinneren voelt hij precies wat er mis is – zo fundamenteel verkeerd dat het hem depressief maakt, en eenzaam, en doodsbenauwd om zijn gevoelens met iemand te delen: hij heeft een been te veel.

Van buiten is daar niets van te zien. David is een knappe man met twee benen die het prima lijken te doen. Maar zo voelt het niet voor David.

Hij kan zelfs heel precies aanwijzen vanaf waar zijn bovenbeen zou moeten worden afgezet, om beter te passen bij het beeld van zijn fysieke zelf. Alleen: zie maar eens een chirurg te vinden die bereid is het mes te zetten in een kerngezond been, alleen omdat de eigenaar er dolgraag van af wil.

Stel dat David was geboren met zes vingers aan een hand, of een extra beenstompje aan zijn heup: dan hadden de artsen zijn ouders waarschijnlijk direct een reconstructieplan voorgelegd om de boel te normaliseren.

Ook doodgoeie borsten, neuzen en oren worden naar believen rechtgezet, opgevuld of verkleind omdat hun vorm niet overeenkomt met het zelfbeeld van degene op de operatietafel. Maar een compleet been afzetten?

Afwijkingen terugbrengen in de richting van een esthetisch gemiddelde, dat vinden we acceptabel. Dat iemand zou willen veranderen in een richting die afwijkt van het basisontwerp, daar kunnen we met ons verstand niet bij – hoe diep dat verlangen misschien ook verankerd ligt in hun brein, zoals blijkt uit het verhaal van David.

Neem transgenders: de samenleving is net een beetje gewend geraakt aan het idee dat sommige mensen zich zo misplaatst voelen in hun lichaam dat ze fysiek van geslacht willen veranderen.

Maar degenen die ervoor kiezen níét all the way te gaan hebben vaak nog iets uit te leggen. Zelfs baby’s met ambigue geslachtskenmerken krijgen nog vaak een seksebepalende behandeling, al weten we inmiddels dat het beter is om rustig af te wachten of zo’n kind zich meisje of jongen gaat voelen.

Niet het zelfbeeld van het individu, maar de ongemakkelijkheid van de omstanders blijkt bepalend. En omstanders zien nou eenmaal het liefste mensen die lekker op hen lijken.

David wil een goed functionerend been inruilen voor een leven op krukken. Zijn verhaal zet aan tot nadenken – niet alleen over de verhouding tussen brein, lichaam en zelfbeeld, maar ook over de grenzen van onze eigen acceptatie. En aan het eind haalt de lezer tot zijn eigen verbazing opgelucht adem: gelukkig, dat been is er eindelijk af.