En toch: als ik me erin verdiep, kan ik me vaak wel voorstellen dat ik zoiets ook zou doen. Neem de integriteitsschendingen bij Defensie: machtsmisbruik, bijbeunen in eigen bedrijf, diefstal, doorverkopen van goederen voor eigen gewin, misbruik van dienstauto’s en -telefoons. Denkt u dat deze onverlaten ’s morgens dachten: ‘Eens kijken hoe ik vandaag weer iemand een poot kan uitdraaien om er zelf beter van te worden’? Nee, natuurlijk: ze gingen net als u en ik vol goede bedoelingen naar hun werk. Ze werkten in een cultuur waar veel mensen meededen aan dit soort overtredingen. Vermoedelijk was dat geleidelijk zo gegroeid. Net als bij bankmedewerkers die woekerpolissen verkochten. Net als docenten bij de hogeschool die briefjes invulden over lessen die ze niet hadden gegeven om een subsidie op te strijken. Iedereen deed het, het was goed voor de school. Als je er niet aan meedeed zou je je eigen werkgever financieel benadelen.

Deels speelt de cultuur een rol: we zijn groepsdieren en willen niet degene zijn die dwarsligt. En deels overtuigen we onszelf ervan dat ons twijfelachtige gedrag moreel gerechtvaardigd is. Als je bijvoorbeeld kantoorartikelen van je werk mee naar huis neemt, kun je tegen jezelf zeggen dat het voor je ontzettend nuttige verenigingswerk is, of dat niemand er last van heeft, of dat de directie van je organisatie bestaat uit zichzelf verrijkende hufters die het verdienen dat ze worden bestolen. Op deze wijze kunnen heel wat werknemers ‘zichzelf nog in de spiegel aankijken’ terwijl ze ondertussen tijdklokken misleiden, ideeën plagiëren, hun cv’s oppompen en in kantoortijd gezellig op internet shoppen en chatten. Al doende daal je een hellend vlak af: na je overschrijding bedenk je waarom het niet erg was, waardoor de drempel om opnieuw over de schreef te gaan steeds lager wordt. Voor je het weet zit je in de baas z’n tijd bij te beunen en vind je jezelf nog altijd een toonbeeld van moraliteit.

In potentie zijn we allemaal slechte mensen. We kunnen worden gered door een omgeving waarin de moraal hoog is, en we het goede doen door domweg mee te bewegen met anderen. Of we kunnen onszelf redden door ons eigen doen en laten altijd genadeloos te bevragen: is het denkbaar dat er een dubieus motief achter zit? Als ik meebeweeg met de groep, is dat dan consistent met mijn eigen morele kompas? Als ik zou leven als een rolmodel voor anderen, zou ik hier dan aan meedoen?

De meeste ‘slechte mensen’ zijn ten prooi aan algemeen menselijke zwaktes, zoals zelfbedrog en onoplettendheid. Het vraagt bijna bovenmenselijke vermogens om uit te stijgen boven de groepsnorm en boven je eigen zelfrechtvaardigingen. Een goed mens zijn is keihard werk! En wie weet, kun je het wel oefenen door altijd de ongemakkelijke gelijkenis tussen jezelf en die slechterik te verkennen. Zo zijn slechte mensen toch nog ergens goed voor.