In de farmaceutische wereld is er een bekende proef om de werking van nieuwe antidepressiva te testen: de rattenzwemtest. Een rat wordt in een bak water gegooid waarin hij niet kan staan. De rat probeert zwemmend en strubbelend eruit te komen, maar hij heeft nergens houvast dus dat is zinloos. Ratten zijn slimme beestjes, dus zo’n rat houdt snel op en blijft dan een beetje dobberen terwijl hij dommig om zich heen kijkt. Hij heeft het opgegeven. Dat is eigenlijk een uiting van het begin van depressie: de rat ziet het niet meer zitten. Werkt een medicijn tegen depressie, dan blijft zo’n rat dus veel langer proberen om eruit te komen. ‘Geef nooit op!’ lijkt-ie te denken.

Nu heb ik sowieso mijn twijfels over de zin van dierproeven, maar deze illustreert wel gemeen adequaat wat de makke is van zo’n antidepressivum. Die rat die het opgeeft, heeft immers volkomen gelijk. Doorzetten is in dit geval zinloos. Zo denk ik dat ook de meeste mensen op zeker moment in hun leven in een situatie komen waarin ze moeten opgeven. Verliefd op de verkeerde, ongeschikt voor het werk dat je ambieerde, een vriendschap of relatie die maar niet vlot wil trekken.

De echte doorzetters doen er wat langer over, maar uiteindelijk kom je op een punt dat je het hoofd moet buigen en je verlies nemen. Dat doet pijn – wat zeg ik: het is deprimerend. In feite is dát het kenmerk van een depressie (uitgezonderd de mensen die chronisch depressief zijn, en bij wie antidepressiva wél zin hebben): je erkent dat wat je ook doet, je het niet voor elkaar krijgt.

Dat je daar depressief van wordt, daar kun je je dan ook wel weer tegen verzetten, maar dan mis je nu juist de boodschap: geef het op. Een depressieve periode heeft een belangrijke psychologische time-outfunctie: het zorgt ervoor dat je loslaat. Je doet even niks, je kunt jezelf nergens toe zetten. Je overleeft, dat is alles. Je hebt zo’n periode nodig om terug bij de basis te komen, dingen vanuit een ander perspectief te bekijken.

Als een karper die, nadat-ie gevangen is geweest, naar de bodem zwemt om bij te komen. Overleven. Je weet het nog niet: je bent vrij. De lijn is los. Alles is weer mogelijk!

Als je vóór die tijd keihard je best hebt gedaan om er wat van te maken, is die vrijheid geen onverdeeld genoegen: ‘another word for nothing left to lose’. Natuurlijk treur je om wat verloren is, en vind je alle dingen die nu wél kunnen, totaal oninteressant. Maar al die tijd is je systeem bezig iets nieuws te leren over het leven. Nee, niet als je zegt: ‘Nou, schiet maar op dan met die depressie, dan leer ik gauw mijn lesje en kan ik weer vrolijk verder.’ Of als je een schijnbeweging maakt: ‘Oké, ik geef het op, maar ik merk nog helemaal geen effect!’

Loslaten heeft zijn eigen tempo. Denk aan de karper. Zijn tijd komt weer. Een depressie is een pas op de plaats. Juist hierdoor kom je tot een heroriëntatie. Geleidelijk, met vallen en opstaan, met hoop en wanhoop. Alleen op de bodem kom je in contact met de grondvesten van je leven. z

Roos Vonk is hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en trainer, spreker en auteur. (www.roosvonk.nl)