Mijn vriendin wil bij hoge koorts nog weleens ‘uit haar lichaam zweven’, maar mijn eigen ervaring met uittreding beperkt zich helaas tot mijn arm. Ooit lag ik na het roken van een joint op mijn rug met mijn armen langs mijn zij. Ik vouwde mijn rechterarm om mijn buik, om er vervolgens, toen ik mijn ogen opende, achter te komen dat die arm niet had bewogen en gewoon nog op zijn plaats lag.

Uit je lichaam treden

Zeldzaam zijn onze ervaringen niet: 15 tot 20 procent van alle mensen heeft ten minste één keer in het leven een out-of-body experience (obe). Dat komt bijvoorbeeld voor bij mensen met epilepsie, migraine, slaapverlamming – waarbij je voor je gevoel wakker bent, maar je niet kunt bewegen – en op de operatietafel, en bij het gebruik van drugs als lsd, mescaline en ketamine.

Ook extreem-sporters kunnen ermee te maken krijgen, zoals deze 32-jarige Schotse marathonloopster: ‘Nadat ik zo’n twintig kilometer had gerend kreeg ik opeens het gevoel alsof ik niet meer door mijn eigen ogen, maar vanaf ergens anders toekeek.

Het voelde alsof iets mijn lichaam verliet, en hoewel ik nog steeds doorrende en naar het landschap keek, zag ik mezelf ook rennen. Mijn “ziel”, of wat dan ook, zweefde ergens boven mijn lichaam, hoog genoeg om de toppen van de bomen en de heuvels te zien.’

Nu gaan marathons en drugs als lsd en ketamine me te ver, maar er is een onschuldig experiment van de Amerikaanse neuroloog Vilayanur Ramachandran dat een – milde – uittredingservaring belooft.

Daarvoor sleep ik een grote spiegel naar de badkamer, en zet die tegenover de badkamerspiegel; in pashokjes staan weleens twee spiegels in deze positie, de ene een klein beetje scheef. Als ik nu net naast de ene spiegel ga staan en om het hoekje erin kijk, zie ik mezelf in de andere spiegel schuin van achteren, een beeld dat je normaliter nooit ziet.

Streel ik volgens de instructie met mijn wijsvinger over mijn wang, dan krijg ik het lichtelijk verontrustende gevoel dat het niet mijn eigen gezicht is dat ik aanraak, maar dat van mijn ‘dubbelganger’ die ik vanaf een afstandje observeer. Het voelt inderdaad een beetje alsof ik nu buiten mezelf sta.

Om een spectaculairdere uittreding op te wekken, moeten we de hersenen in. In de jaren dertig van de vorige eeuw opereerde de Amerikaanse neurochirurg Wilder Penfield patiënten met ernstige epilepsie.

Om de bron van hun insulten te achterhalen, lichtte hij hun schedel en stimuleerde hij hun hersenschors met een elektrode. Ze kregen een plaatselijke verdoving, maar waren bij bewustzijn. Toen hij bij een patiënt de temporaalkwab stimuleerde, schreeuwde die opeens uit: ‘O god! Ik verlaat mijn lichaam.’

Hetzelfde overkwam de Belgische neurochirurg Dirk de Ridder in 2007. Om de toen 63-jarige Deen Ole Jochumsen te verlossen van zijn tinnitus – oorsuizen – hadden De Ridder en zijn collega’s een elektrode in diens brein geplaatst.

Die moest zijn rechterhersenhelft stimuleren ter hoogte van de ’temporopariëtale kruising’ (tpj), een gebied op de grens van de temporaalkwab – achter de slapen – en de pariëtaalkwab – ter hoogte van de kruin. De operatie veroorzaakte een zeldzame sensatie. Terwijl de artsen aan de knoppen draaiden, had Jochumsen het gevoel dat hij uit zijn lichaam trad.

Een meter van je lichaam

‘Ineens was ik een lijfloze toeschouwer,’ vertelt Jochumsen desgevraagd. ‘Ik zag mezelf, of eigenlijk mijn lichaam, zitten op de onderzoekstafel. Alsof ik zomaar iemand anders was die naar mezelf keek.

Ik zag trouwens niet alleen mezelf maar ook de rest van de kamer, mijn vrouw en de artsen vanuit “uittredingsstand”. Die positie was ongeveer een meter van mijn lichaam vandaan, schuin boven aan de linkerkant. Ik zweefde een beetje in de lucht en keek neer op de situatie, gek hè?!’

Jochumsen zegt dat hij heel kalm en rustig was toen het gebeurde. ‘Gek genoeg voelde het ook niet vreemd. Ik wíst natuurlijk dat deze dislocatie wel vreemd was en vertelde de artsen wat ik meemaakte. Zij waren zeer geïnteresseerd in wat ik ervoer en experimenteerden met het aan- en uitzetten van de elektrodes.

Telkens wanneer ze mijn brein op een bepaalde manier stimuleerden, trad ik op precies dezelfde wijze uit mijn lichaam. Jammer dat ik nog steeds last heb van oorsuizingen, maar ik ben blij dat ik een wetenschappelijk interessante bijdrage heb kunnen leveren.’

Een cijfer op een plank

Hoe is het mogelijk dat je je lichaam achterlaat en de wereld – en je eigen lichaam – vanuit een ander standpunt bekijkt? En verlaten we werkelijk ons lichaam, of voelt dat alleen zo?

Laten we met die eerste mogelijkheid beginnen. Als mensen werkelijk zonder hun lichaam op pad kunnen gaan, dan zouden ze dingen kunnen zien die niet zichtbaar zijn vanuit waar hun lichaam zich bevindt. In de jaren zestig en zeventig werden verwoede pogingen gedaan om te bewijzen dat dat mogelijk was.

Onderzoekers gebruikten proefpersonen die beweerden op commando te kunnen uittreden, maar ze probeerden ook uittredingen op te wekken bij ‘onervaren’ proefpersonen. Die werden bijvoorbeeld blootgesteld aan monotone prikkels: via een koptelefoon hoorden ze ruis en hun ogen waren afgedekt met halve pingpongballen die werden beschenen met gekleurd licht. Ze kregen de instructie om uit hun lichaam te treden en in een naastgelegen kamer een foto te bekijken.

De resultaten waren bedroevend. Vaak dáchten mensen dat ze iets gezien hadden, maar hadden ze het mis. Een beroemd ‘succes’ is dat van mevrouw Z., die slapend in het laboratorium een aantal nachten probeerde uit te treden en dan een willekeurig 5-cijferig nummer te zien op een plank boven haar bed.

Tijdens de vierde en laatste poging slaagde ze daarin, maar een verstoring van haar eeg tijdens die nacht wijst erop dat ze misschien gewoon – met lichaam en al – naar boven is geklommen om te spieken. Het experiment is nooit succesvol herhaald.

Zintuigen die elkaar tegenspreken

Als we niet werkelijk ons lichaam verlaten, wat gebeurt er dan wel? Wetenschappelijke verklaringen richten zich op de al genoemde ’temporopariëtale kruising’ (tpj), het hersengebiedje dat bij stimulatie uittreding veroorzaakt.

Volgens de Zwitserse neurowetenschapper Olaf Blanke regelt de tpj dat we weten welke houding ons lichaam aanneemt en waar het zich bevindt. Daarvoor integreert het gebiedje informatie uit verschillende bronnen: onze ogen (we zien dat we zitten of staan), tastzintuigen (we voelen druk op onze rug wanneer we in bed liggen), spieren, en de evenwichtsorganen in ons binnenoor.

Normaal gesproken zullen die uiteenlopende bronnen hetzelfde verhaal vertellen. Spreken de zintuigen elkaar tegen, dan kan een mislukte integratie of onjuiste interpretatie volgens Blanke leiden tot het gevoel dat je je buiten je lichaam bevindt.

Een storing van het evenwichtsorgaan kan mensen bijvoorbeeld het idee geven dat ze zweven en 180 graden om de as gedraaid zijn, zoals wanneer je van boven neerkijkt op jezelf. Als je tegelijkertijd voelt dat je op je rug in bed ligt, kan je brein de conclusie trekken dat je ‘jij’ blijkbaar ergens anders is dan je lichaam.

Iets soortgelijks gebeurde in feite in mijn spiegelexperiment: de spieren in mijn arm en de huid van mijn wang vertelden me dat ik mijn eigen wang streelde. Maar mijn ogen vertelden me iets anders, namelijk dat iemand die verdacht veel op mij leek een paar meter verderop stond en werd aangeraakt op zijn wang. Conclusie: ‘ik’ stond buiten mezelf.

Of deze neurowetenschappelijke verklaring in alle situaties hout snijdt, is moeilijk te onderzoeken, juist omdat uittredingen doorgaans niet te voorspellen zijn. Onderzoek bij zes patiënten met uittredingen – onder meer mensen met epilepsie – liet echter wel zien dat de hersenbeschadiging of stoornis bij vijf van hen in de tpj zat.

Leven na de dood?

Het blijft misschien een gek idee dat je vanuit een ander standpunt naar jezelf kunt kijken, terwijl je niet echt je lichaam hebt verlaten. Toch is dat een beeld dat onze hersenen makkelijk kunnen construeren. Denk eens terug aan de laatste keer dat je liggend een boek las, op het strand, in het park, in bed.

Probeer jezelf er zo goed mogelijk een beeld van te vormen. Herinner je je de gebeurtenis vanuit de derde persoon, dus zie je jezelf liggen, of vanuit de eerste persoon, alsof je weer door je eigen ogen naar buiten kijkt naar je boek?

De meeste mensen herinneren zich gebeurtenissen vanuit de derde persoon: ze zien zichzelf in de scène, meestal schuin van boven, terwijl ze dat nooit zo hebben meegemaakt. In onze herinneringen zijn uittredingservaringen dus aan de orde van de dag. Welk hersengebied raakt geactiveerd wanneer we ons een voorstelling maken van hoe de wereld eruitziet vanuit een ander gezichtspunt? Juist, weer datzelfde hersengebiedje, de tpj.

Raakt de informatie uit onze zintuigen verstoord, of met elkaar in tegenspraak, dan lijkt ons brein er chocola van te maken door zelf een beeld van de werkelijkheid te construeren dat gebaseerd is op ons geheugen en voorstellingsvermogen. Daarbij maakt het gebruik van het derdepersoons-perspectief dat gebruikelijk is voor herinneringen.

Wat dat betreft is het veelzeggend dat mensen die vatbaarder zijn voor uittreding een beter ruimtelijk voorstellingsvermogen hebben en makkelijker mentaal kunnen switchen tussen gezichtspunten. Daarnaast hebben ze meer controle over de inhoud van hun dromen, en zien ze zichzelf (ook) in dromen vaak van boven.

Ook al is er dan misschien een logische, nuchtere verklaring voor, een uittreding blijft voor veel mensen een bijzondere ervaring die hun het gevoel geeft dat er meer is tussen hemel en aarde. De meerderheid van de mensen die iets dergelijks meemaken, vindt dat ze in positieve zin zijn veranderd.

Zo wordt de ervaring vaak als bewijs gezien dat de geest of ziel uit het lichaam kan treden, en dat er dus mogelijk zoiets is als een leven na de dood. De angst voor de dood neemt daardoor af. Maar liefst 84 procent van de mensen hoopt op herhaling. En ik blijf hopen dat er een keer meer uittreedt dan alleen mijn arm.