Blijdschap

‘Ik lach veel en ben een blij mens. Toch vind ik het lastig om honderd procent blijdschap te ervaren. Het winnen van een literaire prijs is eervol, maar ergens wantrouw ik complimenten. Blijdschap voelen voor anderen kan ik wel goed. Als ik vrienden met hun pasgeboren kind zie, ervaar ik intens geluk. Ook straatbandjes kunnen me vrolijk maken van ontroering. Knullig of steengoed, dat maakt me niets uit.’

Woede

‘Ik word snel boos, maar het is ook altijd weer vlug voorbij. Die woede richt ik vooral op de wereld of op een bedrijf, bijna nooit op een persoon. Hoewel? Ik was op een groentemarkt in Spanje. Een man riep naar mijn vriendin, die zwart is: “Blijf met je zwarte poten van die prei af!” Zo’n man wens ik dood. Het liefst zou ik op hem spugen.’

Angst

‘Ik heb altijd wel ergens kanker. En als de dokter het tegendeel bewijst, ben ik bang dat mijn vriendin ineens dood neervalt. Ongelukken, oorlogen, overstromingen: ik calculeer alles in en houd me vast aan dingen die kunnen misgaan. Mijn vrees voor rampenscenario’s voelt soms dom en decadent. Hoe kom ik over – nóg zo’n hardnekkige basisangst. Ik kan jaloers zijn op mensen die makkelijk dansen op feestjes. Zelf voel ik me niet vrij in mijn lijf.’

Verdriet

‘Ik voel me vaak verdrietig voor anderen. Maar voor groot persoonlijk verdriet ben ik, geloof ik, te gelukkig.’