De hoeveelheid, de variatie en de kwaliteit van het taalaanbod die een kind in een bepaalde taal ontvangt, bepalen voor een groot deel de vaardigheid die het kind uiteindelijk in die taal zal bereiken. Echter: behalve het taalaanbod zijn er nog veel meer factoren van invloed op die vaardigheid. Voorbeelden van zulke factoren zijn: de natuurlijke aanleg van het kind tot taalleren, en de motivatie van het kind.
Uw twee oudste kinderen zijn daar een duidelijk voorbeeld van. Naar ik begrijp ontvangen uw dertienjarige dochter en uw tienjarige zoon een vergelijkbaar taalaanbod in het Duits. Toch blijkt uw zoon duidelijk dominant te zijn in het Nederlands en moeite te hebben met het Duits, terwijl uw dochter veel meer ‘gebalanceerd tweetalig’ is en zich op een natuurlijke manier kan uiten in twee talen.
U vraagt mij wat u kunt doen om uw zoons Duitse taalvaardigheid wat te vergroten. Laat me beginnen met te zeggen wat u beter niet kunt doen. Legt u er vooral niet te veel nadruk op dat uw zoon Duits zou moeten leren, en benader het Duits niet op een schoolse manier.
Het spontaan en gelijktijdig verwerven van twee talen in een natuurlijke omgeving, is namelijk iets heel anders dan het expliciet leren van een taal. Heel zwart-wit gesteld: bij het laatste, het leren van een taal, kunt u denken aan rijtjes woorden uit je hoofd leren, en grammaticaregels leren toepassen. (Alhoewel veel moderne lesmethodes wel uitgaan van een wat meer speelse en impliciete benadering hoor.) Het leren van een taal kost bewuste cognitieve inspanning.
Het verwerven van een taal daarentegen, is een proces dat onbewust gebeurt, in een natuurlijke taalomgeving. Jonge kinderen (tot een jaar of acht) bevinden zich in een taalgevoelige periode, en doen dat verwerven zonder bewuste inspanning. Tot een jaar of twaalf kunnen kinderen een taal vloeiend en accentloos verwerven.
De beste manier nu om spontane taalverwerving te bevorderen, is om te zorgen dat een kind zo veel mogelijk plezier heeft in een taal. Met andere woorden: u kunt proberen de motivatie van uw zoon zo hoog mogelijk te houden. Dat uw zoon jaarlijks vijf weken op vakantie naar Duitsland gaat, is in ieder geval al heel positief. Vakantie is niet alleen leuk, maar hij wordt er op die manier ook steeds aan herinnerd, dat het Duits dan wel geen taal is die je in Nederland per se moet beheersen, maar dat het in andere situaties wel een onmisbaar middel is om te kunnen communiceren. Het zou geweldig zijn als uw zoon ook buiten de vakantie contact kan houden met Duitse familieleden of vrienden (bij voorkeur natuurlijk leeftijdsgenoten), via moderne communicatiemiddelen als de webcam of chatten bijvoorbeeld.
Andere mogelijkheden om uw zoons plezier in het Duits te stimuleren: wellicht zijn er leuke (strip)boeken of jeugdfilms en –series die u hem in het Duits kunt aanbieden?
Tot slot: aan de natuurlijke aanleg van een kind om taal te verwerven kun je, zoals u zult begrijpen, niets veranderen. Het is eigenlijk heel bijzonder dat drie van uw vier kinderen het Duits wèl op ‘native’ niveau beheersen, dat wil zeggen: net zo goed als eentalige Duitse leeftijdsgenootjes. Dat is eigenlijk veel meer dan je zou mogen verwachten, gezien het feit dat uw kinderen hier opgroeien, waar ze veel meer Nederlands dan Duits horen, omdat Nederlands nu eenmaal de omgevingstaal is. Dat uw tienjarige zoon dominant is in het Nederlands, is dus eigenlijk heel gebruikelijk en natuurlijk. Door te zorgen dat hij lol heeft in het Duits, kunt u ‘eruit halen wat erin zit’. Maar als hij desondanks beter blijft in het Nederlands dan in het Duits, is dat niets om u zorgen over te maken.