Een vriendin die ooit een heuse blind date had, vertelde me na afloop haar eerste gedachte toen ze de man zag: ‘Die kan ik hebben.’ Niet erg romantisch, maar helaas: de relatiemarkt is echt een markt, waarin je bepaalt wat het aanbod waard is – en waarin je zelf ook het aanbod bént. En juist als je die veelgeroemde ‘binnenkant’ nog niet kent, heb je weinig anders om op af te gaan dan het uiterlijk (ja hoor, noem het maar ‘uitstraling’, als je graag het idee koestert dat jij niet zo oppervlakkig bent als anderen).
We willen allemaal graag een aantrekkelijke partner krijgen, maar die moet je ook kunnen houden. Je hebt niks aan iemand die veel mooier is dan jijzelf: dat geeft onrust, je loopt alsmaar enorm je best te doen – dames, ooit zal hij je een keer zonder make-up moeten zien! – en voelt je constant bedreigd door mooiere seksegenoten.
Je kunt niet met een basisbudget shoppen bij Maison de Bonneterie, en ook op de relatiemarkt moet je spelen in je eigen klassement. Dat vereist zelfkennis: je moet je marktwaarde weten. Mensen met veel zelfvertrouwen schatten vaak hun marktwaarde te hoog in (ze houden van een ‘uitdaging’, zeggen ze dan). Dus die jagen eerder op iemand die ze niet kunnen krijgen, of wel krijgen maar niet houden, of wel houden maar dan alleen door de tweede viool te spelen of oogluikend overspel te dulden. Maar goed, dan heb je ook wel iemand waarmee je voor de dag kunt komen en indruk maken! Ik was een tijdje met zo’n man en vond het toch best heel leuk als vrouwelijke kennissen bij borrels afgunstig zeiden: ‘Hoort hij bij jou?’
Andere mensen schatten hun marktwaarde te laag in, uit onzekerheid, en omdat de kans op succes dan groter is. Je hoeft niet zo bezorgd te zijn of je wel goed genoeg bent, en misschien kun je er ook wel een tijdje van genieten dat je partner jou ziet als Gods geschenk aan de mannen of vrouwen. Maar je zit toch mooi onder je niveau, dus het kan wel gaan kriebelen.
De kunst is: het hoogst haalbare niveau van aspiratie bepalen. ‘Die kan ik hebben’ is een grove aanduiding van dat niveau; hij zit er misschien nét iets onder (dus toen hij haar afwees was de verontwaardiging groot; wat dacht hij wel, zeg!) maar het is toch zeker beter dan ‘Die steek ik in mijn zak’.
Om te bepalen of de marktwaarde passend is, gebruiken we soms domme hulpmiddelen. Mensen die moeilijk te krijgen zijn, lijken aantrekkelijk, want je krijgt het idee dat hun marktwaarde hoog is. Wanneer iemand juist als een rijpe appel in je schoot valt, zit je kennelijk onder je niveau, en daar houden we niet van.
Misschien is dat een goed moment om te bedenken dat het allemaal relatief is. Uiteindelijk worden we allemaal oud en lelijk, en mensen die het samen heel gezellig hebben worden ook nog dik. Maar het goede nieuws is: als de liefdeshormonen eenmaal toeslaan, ga je de ander vanzelf mooi vinden. Zo kun je heerlijk samen lelijk, oud en dik worden, en heel gelukkig.
Roos Vonk is hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en trainer, spreker en auteur. (www.roosvonk.nl)