Een van de boeiendste neigingen van mensen vind ik dat ze vaak hun kwetsbaarheid verbergen. Mensen die bij realitysoaps worden weggestemd zeggen vaak ‘Ik wíst het’, alsof ze het zagen aankomen en er dus niet van ondersteboven zijn. Maakt iemand op straat een vervaarlijke klap, dan staat-ie meestal snel op en zegt ‘Niks aan de hand!’ – om vervolgens heldhaftig weg te strompelen, steunend op de fiets met een slag in het wiel. En als we door iemand overrompeld zijn en ons volkomen weerloos hebben gedragen, vertellen we achteraf aan anderen hoe assertief we hebben gereageerd. (Achteraf hebben we bedacht dat het zo had móéten gaan.)

Kennelijk vinden we ‘groot zijn’ belangrijk. Gewonde fietsers zouden er toch baat bij hebben als ze even bleven zitten om bij te komen en iemand de kans ­gaven hulp te bieden; en weggestemde kandidaten zouden toch juist alleen maar sympathie wínnen als ze ruiterlijk zeiden: ‘Au, wat erg.’

Harvard-psychologen constateerden onlangs dat mensen veel negatieve ervaringen en sombere buien verbergen voor anderen, zelfs voor hun vrienden. Van de ervaringen die ze voor zichzelf hielden was 15 procent positief en 29 procent ­negatief – bijvoorbeeld zakken voor een examen, afgewezen worden, je eenzaam voelen. Zo krijgen we allemaal de indruk dat andere mensen blijer door het leven gaan dan ze feitelijk doen. Voelen we ons zelf eens buiten­gesloten of mislukt, dan onderschatten we hoeveel mensen zich ook zo voelen. Dit gevoel van alleen staan in onze misère leidt er weer toe, zo bleek uit het onderzoek, dat we ons extra eenzaam voelen en er meer over piekeren (‘Wat is er toch mis met mij?’).

Maar omgekeerd weten anderen het natuurlijk ook vaak niet als wíj ons een loser voelen. Zo maken we elkaar extra ongelukkig met dat vrolijke niks-aan-de-hand-gedrag. Denk aan al die blije mensen op Facebook die overal van genieten en superdynamisch leven. Of denk aan een feestje waar iedereen elkaar kent en gezellig kletst, behalve jij. Iemand vertelde me dat ze op zo’n feestje de hele avond druk doende was met het ordenen van haar sms’jes om zich een houding te geven. Maar er waren vast andere mensen die deden alsof ze het heel leuk hadden en ondertussen dachten: ‘Ik wou dat ík eens zoveel sms’jes kreeg! Dan hoefde ik niet hier te staan om mensen te leren kennen en te doen alsof ik het zo gezellig vind.’

Maar ja, moeten we dan allemaal een beetje sneu gaan zitten doen om elkaar beter te steunen? Nee, ik denk dat de oplossing veel eenvoudiger is: beseffen dat we net zo zijn als anderen. Als wij onze verdrietjes en nederlagen verbergen, zullen anderen dat ook wel doen. Als wij falen of afgewezen worden doet dat pijn, dus dat zal bij anderen ook zo zijn. Op al die moeilijke momenten kunnen we er ­gerust op vertrouwen: we maken hetzelfde mee wat iedereen meemaakt. We hoeven niet meteen publiekelijk te kermen en lamenteren. We kunnen in stilte lijden, en weten dat ook dat ons verbindt met de rest van de wereld. Dat biedt troost, en halve smart.