Een paar jaar geleden gaf ik weleens lezingen over leidinggeven voor vrouwen. Met vrouwen onder elkaar was dat vaak heel leuk, maar soms juist helemaal níét: dan ontstond er een sfeer van kritiek, elkaar vliegen afvangen, het beter weten (opeens hadden de dames dan meer verstand van onderzoek dan ik) en vervolgens weer elkaar daarop aanspreken. Dan bleek dat vooral vrouwen enorme haantjes kunnen zijn.

Vergeleken met mijn lezingen voor managers (overwegend mannen) is mijn indruk dat de mannen in het algemeen wat meer ontspannen en gemoedelijk zijn, makkelijker ergens overheen stappen en elkaar meer gunnen. Dat zal op de werkvloer misschien lang niet altijd zo zijn, maar veelzeggend is misschien toch de vraag die ik kreeg van een mannelijke leidinggevende: ‘Kun je niet eens lezingen houden over leidinggeven aan vrouwen? Hoe je met die onderlinge nijd en intriges omgaat? Als de vrouwen ’s morgens elkaar héél vriendelijk groeten, met een lief hoog stemmetje, dan weet ik al: er gaat een bom barsten, we krijgen stront.’

Kennelijk zijn vrouwen tegen elkaar vaak wat vinniger en haatdragender, terwijl mannen hun irritaties lekker oppervlakkig wegspoelen met een gezamenlijk biertje. Terwijl mannen elkaar in netwerken vooruit helpen, blijken vrouwen minder vaak coalities te sluiten. Niet alleen op het werk; ook daarbuiten spannen vrouwen vaak alleen samen om te roddelen over een andere vrouw. Moeders hakken elkaar de pan in over wel of niet werken: werkende moeders vinden huismoeders slechte rolmodellen, huismoeders praten werkende moeders een schuldcomplex aan. In relaties valt op dat zoveel vrouwen een vijandige verhouding hebben met hun schoonmoeder, en dat vrouwen wier partner hen bedondert met een minnares vaak eerder boos zijn op de minnares dan op de man.

Ik heb een man gekend die op deze manier een complete harem wist te onderhouden. De vrouwen die het bestaan van mededingsters ontdekten, gingen bij de man vragen stellen, en hij stelde hen dan gerust dat die andere vrouw er helemaal niet toe deed; dat ze minder slim, sexy, relaxed of spannend was – net wat ze wilden horen, waar ze zelf goed in waren en die ander tot hun verheuging niet – en dan was het weer even goed. Als die vrouwen meer aan female bonding hadden gedaan en bij elkáár te rade waren gegaan, in plaats van zich gerust te stellen met de minpunten van de ander, hadden ze het bedrog meteen ontdekt.

Onlangs werden in een Harvard-onderzoek Amerikaanse studenten onder de loep genomen, die vaak samen met een seksegenoot op een studentenkamer wonen: een fijne snelkookpan als er wrijving is. En inderdaad bleek dat meisjes vaker een conflict hadden, ontevredener waren, zich meer stoorden aan hun roommate, en ook vaker van kamergenoot wisselden dan jongens, ongeacht of deze zelf gekozen was of toegewezen.

Hoewel vrouwen altijd worden gezien als socialer, coöperatiever en meer gericht op ‘samen’, blijken juist de mannen minder hard te oordelen en menselijke gebreken meer te accepteren. Wil je als vrouw meer bevredigende en langdurige vriendschappen en collegiale verhoudingen, dan is het devies simpel. Vraag je bij ergernissen domweg af: wat zou ik doen als ik een man was?

Roos Vonk is hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en trainer, spreker en auteur.

(www.roosvonk.nl)