(en zeuren, mopperen, pruttelen, dreinen, miepen…)

Hij staat vooraan in de rij bij de kassa, babbelend met de lingerieverkoopster die zijn aankoop feestelijk inpakt. Ik heb het echt goed gezien, en ik moet wel iets gemist hebben in de laatste modetrends: zijn broek hangt ónder zijn kont. De jongen leunt op de toonbank, onder zijn jas zijn gestreepte boxershort, de pijpjes, en echt dan pas zijn spijkerbroek. Hij staat daar in zijn onderbroek.

Ben je een klager?
TEST
Doe de test »

Ben je een klager?

Getuige de ontspannen beweging waarmee hij de broek elke dertig seconden tot halverwege de blauwwitte streepjes hijst, is hij er zelf heel tevreden over.?Leuke kont wel. Gek eigenlijk, dat die broek niet blijft hangen. De billen zijn ernaar. Wat zou hij gekocht hebben, een vers exemplaar met een vrolijk bloemmotief? Dat hij voor zichzelf laat inpakken? Hij lijkt me er wel het type voor: thuis lekker langzaam de linten er weer af trekken. Zou hij trouwens niet al eens een smak gemaakt hebben, rennend om de tram te halen, terwijl zijn broek ineens op zijn knieën zakte?

Eerst even klagen

‘Hallo! Kun je die andere kassa ook niet eens opengooien?’ De rij dringt weer tot me door. We staan hier zeker al tien minuten te wachten, dus het ongeduld van die vrouw achter me is begrijpelijk – hoewel de caissière haar niet kan horen. Bovendien weten we al dat er niet nog een kassa open kan, want dat heeft iemand vóór me al gevraagd. Een man of zeven staan ondertussen in de rij te zuchten en steunen dat het belachelijk is. Iemand roept dat dit zo toch niet kan, achter in de rij wordt de voordeelverpakking Sloggi’s briesend weer terug in het schap gekwakt en ziehier mijn winst: ik vermaak me met een gestreept boxershort.

Echt, een droomkandidaat voor de klaagvrije wereld van Will Bowen ben ik, na een paar maanden zwoegen met mijn antiklaagpolsbandje om. Een ontspannen mens, zonder haast, zonder woede. Dominee Bowen, auteur van het boek Een betere wereld, had genoeg van alle negativiteit om hem heen. Miljoenen Amerikanen gingen zijn uitdaging aan om met behulp van dat paarse armbandje te proberen drie weken achter elkaar niet meer te klagen. De instructies: zodra je jezelf betrapt op klagen, roddelen of kritiek leveren verwissel je het bandje van pols en begin je opnieuw. Dat verplaatsen laat sporen na in je brein, waardoor je je bewust wordt van je eigen gedrag. Zeur- en klaagvrij leven maakt volgens Bowen niet alleen vrolijker, maar ook gezonder en gelukkiger, en het geeft je ‘betere relaties en carrièrekansen’.

Als je klaagt, richt je je aandacht op wat je níét wilt; en daar wordt datgene alleen maar groter van, is Bowens theorie. De Amerikaanse sociaal psycholoog Robin Kowalski, die onderzoek deed naar klagen, beaamt dat volmondig. Maar eerst geeft ze aan het begin van ons telefoongesprek de kabelmonteurs in haar werkkamer nog even een hartstochtelijke veeg uit de pan. ‘Uren moet je op ze wachten, en vervolgens komen die lui altijd als het precies niet uitkomt. En dan moet je nog maar afwachten of ze je probleem kunnen oplossen!’

Gelukkig ben ik (wel) normaal

Volgens Kowalski klagen we steeds meer, onder andere doordat onze verwachtingen en afhankelijkheid van technologie steeds groter worden. Lachend bekent ze dat ze zelf nog ‘geen tijd’ heeft gehad voor het antiklaagprogramma van Bowen. Maar ze is er een groot voorstander van. Alleen moet het volgens haar iets genuanceerder dan simpelweg stoppen. Want klagen heeft ook een aantal belangrijke functies – en dat merk ik al als ik mijn armbandje pas een paar dagen om heb.

Vol goede moed was ik begonnen. Heel moeilijk zou het niet worden. Anders dan anderen hoor je mij namelijk zelden over blaadjes op de rails of het gebrek aan parkeergelegenheid in mijn straat. U vindt dat ook van uzelf: uit een onderzoekje onder vijfhonderd sitebezoekers van Psychologie Magazine blijkt dat 80 procent vindt dat er om hen heen te veel wordt geklaagd. Slechts 50 procent van de mensen vindt daarentegen dat hij of zij zélf te veel klaagt. Het ‘beter dan gemiddeld’-effect noemt Kowalski dat. Zelf zijn we altijd de ‘goeien’ – een van onze inventieve manieren om onze eigenwaarde in stand te houden.

Sociaal smeermiddel

Hoe dan ook, Will Bowen had me al gewaarschuwd: ‘Klagen heeft in de wereld epidemische vormen aangenomen, dus wees niet verbaasd als je merkt dat ook jij veel meer klaagt dan je dacht.’ Een stroom van klachten blijkt zich dagelijks aan te dienen. ‘Wat is die verbinding traag!’, ‘Pfff, ik heb de hele ochtend vergaderd’, ‘Au, mijn grote teen.’ Dag in, dag uit, wekenlang – en hoe meer ik mijn klachten onderdruk, hoe harder ze eruit willen. Wanneer ik me dan om een uur of vier ’s middags steevast weer laat gaan (‘KAN IEMAND ZORGEN DAT DIE COMPUTER EENS ÉÉN DAG NIET VASTLOOPT?!’), stort ik de rest van mijn beklag ook maar uit over mijn omgeving – vandaag is toch alweer verloren.

‘Het is de spanning,’ stelt Robin Kowalski, ‘die een uitweg zoekt. Klagen is een vorm van emotie­regulatie. Even je beklag doen levert catharsis op: ontlading.’ Hoewel ze zich hebben kunnen ontladen, voelen mensen zich direct na het klagen vaak negatief, weet Kowalski. Dat komt, zo valt ze Will Bowen bij, doordat ze hun aandacht op dat moment richten op hun ontevredenheid. ‘Maar op de lange termijn kan het juist wél psychologische en sociale winst opleveren om te praten over je ellende. Dat weten we van de psycholoog James Pennebaker, die onderzoek deed naar het praten over je trauma’s. Nu zijn de klachten die ik onderzocht natuurlijk niet zomaar vergelijkbaar met trauma’s, maar in beide gevallen blijkt wel te gelden: uiteindelijk helpt het om je ontevredenheid te uiten.’

Zo stop je met doemdenken: 5 tips van psychotherapeut Fred Sterk

Zo stop je met doemdenken: 5 tips van psychotherapeut Fred Sterk

Monique (32): ‘Sinds de geboorte van mijn dochter ben ik elke dag bang dat een van ons iets ergs o...

Lees verder

Er is nog iets. Ik wek – op z’n zachtst gezegd – irritatie op, als het me af en toe wél lukt zwijgend te glim­lachen wanneer anderen bijvoorbeeld de spam in hun mailbox hekelen. Collega Marloes vraagt welke strafmaatregel erop staat als ik tóch klaag – ‘Mag ik dan een bak water over je hoofd gooien?’ Collega Anne kijkt of ze al een aureooltje boven mijn hoofd ziet verschijnen en mijn vriend voelt zich genoodzaakt te klagen voor twee.

Ik solliciteer naar een sociaal isolement. Een goede vriendin in de kroeg, net lekker op dreef met een relaas over dat geren tussen kinderen, baan, vriend en zichzelf, trekt bleek weg na mijn antwoord op de vraag wat ik eigenlijk aan het doen ben met dat paarse ding om mijn arm: ‘O,’ (braaf volgens de instructies van het boek), ‘ik ben in training om klaagvrij te worden.’ ‘Goh. Interessant,’ zegt ze en vraagt in één moeite door de ober om de rekening – geen heil te verwachten van deze vriendschap, deze weken.

‘Klagen is een sociaal smeermiddel,’ legt Kowalski uit. ‘Als ik mijn afhankelijkheid van de computer en die monteurs vervloek en jij klaagt aan de andere kant van de lijn met me mee, dan is daarmee meteen het ijs gebroken. Zoals deelnemers aan een nieuwe cursus de stilte doorbreken door alvast te klagen over de kwaliteit van het lesmateriaal. Het is misschien niet de meest elegante manier, maar het is een voor iedereen bereikbare opening voor een gesprek.’

Bovendien kunnen we, door te klagen, onszelf voortdurend vergelijken met anderen. We verzamelen zo informatie die helpt onze eigen prestaties te evalueren – ‘Ligt het aan mij, of vindt iedereen het zo moeilijk?’ En als ik mijn vriendin bijval in haar geklaag over die eeuwig onbereikbare balans in het leven, bevestig ik dat zij niet de enige is die worstelt. Complete vriendschappen kunnen gebaseerd zijn op de band die samen klagen schept. Net als Bowen merk ik dat het in het gezelschap van sommige vrienden beter lukt om niet te klagen dan bij anderen.

De allerergsten

Dat gunstige effect op gezondheid en relaties dat Bowen belooft, komt zo in een wat ander licht te staan. Maar Kowalski haast zich te zeggen dat wel of niet klagen om een verfijnd evenwicht draait. ‘Want wie veel moppert en zeurt, kan daarmee wel degelijk zijn gezondheid, geluk en relaties schaden.’ In haar boek Complaining, teasing, and other annoying behaviors noemt ze zulke types ‘ineffectieve klagers’. Die klagen tegen iedereen die maar een béétje luistert. De allerergsten in die categorie zijn de ‘hulpweigeraars’. Deze chronische klagers overdrijven de grootte van hun problemen en hebben het idee dat die van hen meer aandacht nodig hebben dan die van anderen. Omdat ze niet de hoop hebben hun problemen ooit op bevredigende wijze te kunnen oplossen (ze hebben alles al geprobeerd of willen gewoon graag klagen), slaan ze alle hulp en advies steevast in de wind.

Niet alleen blijven chronische klagers daardoor met hun onvrede zitten, mensen gaan hen ook mijden. Het risico dat aan veelklagers kleeft, is wat Kowalski mood contagion noemt: stemmings­besmetting. Door het geklaag van je collega over de smaak van de koffie uit de automaat word je er zelf ook aan herinnerd hoe smakeloos die kop koffie elke ochtend weer is. Vervolgens blijf je achter met een ontevreden gevoel – terwijl je net nog met fris gemoed een rapport zat uit te werken.

Strategisch klagen

Wat is nu wijsheid? Moeten we ons vrijmaken van ons geklaag en gezeur vanwege de negatieve consequenties? Of moeten we er vooral mee doorgaan omdat klagen zulke belangrijke functies vervult? Want het zijn er nogal wat. Klagen kan volgens Kowalski bijvoorbeeld ook een vorm zijn van indruk maken. Door het eten in een restaurant terug te sturen laat je zien dat het niet aan jouw standaard voldoet. ‘Kijk, ik heb smaak/stijl/hoge verwachtingen,’ zeg je daar in feite mee. We hebben namelijk graag controle over hoe anderen over ons denken. Nog eentje: met klagen zoeken we verklaringen. ‘Je zet nooit het vuilnis buiten, terwijl je dat wel steeds belooft,’ is een omslachtige verpakking van de vraag: waarom doe je niet wat je zegt?

Kowalski beaamt dat veel van die bijkomende functies van klagen met een beetje gezond verstand ook wel op andere wijze te vervullen zijn. Om het ijs te breken kun je ook vragen naar het werk dat je medecursisten doen. Als je worstelt in het leven kun je vrienden ook rechtstreeks om hulp vragen. En als je graag wilt laten zien dat je smaak hebt, kun je ook gewoon een hippe broek aantrekken – dan heeft een ander ook iets leuks om naar te kijken. Maar de opluchtende functie van klagen moeten we vooral niet negeren.

‘De kunst is om strategisch te leren klagen,’ stelt Kowalski, ‘en het programma van Bowen is heel geschikt om je er eerst eens van bewust te worden dát je veel klaagt.’ Gedoseerd moet het, liefst een beetje constructief en tegenover het juiste publiek. Uit het onderzoek van Psychologie Magazine blijkt dat we het liefst klagen tegen onze partner (42 procent; ‘vrienden’ volgen met 25 procent) en dat is een slimme keuze. Wie dicht bij je staat, kan het meest verdragen. Een goeie klager kan daarnaast inschatten in hoeverre een ander in staat is zijn geklaag aan te horen. En wie dan ook nog een effectieve klager wil zijn, klaagt alleen met het doel iets te veranderen.

Leeg hoofd

Kowalski vreest dat ze niet zo succesvol zal zijn als ze ooit nog met Bowens programma begint. Mij lukte het na die eerste drie weken eindelijk een paar dagen niet te klagen. En na een paar keer een paar dagen was ik een hele week klaagvrij. Toen kwam de ware streber in me boven: na een week ga ik niet nog een keer opnieuw beginnen. Dus hield ik het na die ene week nog een hele zwik weken vol.

Uiteindelijk genoot ik het meest van de ruimte die een paar maanden niet klagen creëerde in mijn hoofd. Want ik zat vooral vol klagerige gedachten, en wat Bowen beloofde was waar: met het veranderen van mijn gedrag veranderden mijn gedachten vanzelf ook. ‘Omdat je die gedachten niet uitspreekt, is er geen afzet en gaat de klachtenfabriek in je hoofd dicht,’ schrijft Bowen. ‘Door je woorden te veranderen, heb je je denkwijze veranderd.’

En nu, met een leeg hoofd, mag ik zo af en toe weer eens graag en vol overtuiging klagen. Zeer bewust, tegen iedereen van wie ik houd, en met mate.

Test: Ben je een klager?

Niks is goed of het deugt niet: we zeuren en mopperen heel wat af. En dat terwijl klaagvrij leven volgens experts heel goed is voor je gezondheid, humeur en relaties. Doe de test, hoeveel klaag jij?

Zelf ook minder klagen?

– Will Bowen, Een betere wereld, De Boekerij, € 14,95

– acomplaintfreeworld.org: meer informatie over Will Bowens boek en de bestelwijze van het antiklaagbandje

Zit je nou alwéér te zappen?

Niet regen of kou (slechts 3%) maar vooral het gedrag van partners, vrienden of collega’s (33%) zet ons aan tot klagen (‘Kun je éven ophouden met zappen?’). Dat blijkt uit een onderzoekje onder 500 bezoekers van psychologiemagazine.nl.

Op de tweede plaats met 18%: het gedrag van onbekenden (in het verkeer bijvoorbeeld) en de drukte van het leven. 15% klaagt over lichamelijk ongemak, 8% over zijn eigen gedrag en 6% over oponthoud.

De helft zegt zich na het klagen beter te voelen. De vraag is of dat ook geldt voor de partner, tegen wie het meest wordt geklaagd: in 45% van de gevallen. Vrienden (25%) en collega’s (16%) zijn de daaropvolgende slachtoffers.