Jim Springer en Jim Lewis vormen een eeneiige tweeling. Ze werden al heel jong van elkaar gescheiden en groeiden op in verschillende gezinnen. Maar toen ze elkaar in 1979 voor het eerst sinds 39 jaar weer ontmoetten, bleken ze veel gelijkenis te vertonen. Niet eens zozeer in uiterlijk, maar vooral in hun levensverhaal.

‘Ineens hadden we allebei een tweelingbroer’

‘Ineens hadden we allebei een tweelingbroer’

Kort na hun geboorte werd de eeneiige tweeling Peter en Erik gescheiden. Ze groeiden apart op en wis...

Lees verder

Zo reden de ‘Jim Twins’ allebei een lichtblauwe Chevrolet, beten ze allebei op hun nagels, en hadden ze beiden een voorkeur voor dezelfde bier- en sigarettenmerken. Ze hielden van houtbewerking en lieten graag briefjes achter voor hun echtgenotes. En die echtgenotes heetten ook nog hetzelfde: allebei trouwden ze eerst met een Linda en daarna met een Betty. Beide mannen kregen een zoon, die ze respectievelijk James Alan en James Allan noemden.

Voor professor Thomas Bouchard jr., die de tweeling onderzocht voor het Minnesota Twins Project, waren de Jim Twins hét bewijs dat iemands ­genetische opmaak voor een groot deel zijn levensloop bepaalt. Bouchard denkt dat er een sterke genetische ­invloed is op bijna alle medische en psychologische eigenschappen van ­individuen.

Toch is er ook veel kritiek op het langlopende onderzoek van Bouchard. Sceptici spreken over ‘cherry-­picking’: de overeenkomsten worden benadrukt, de verschillen onder tafel gemoffeld. Want Bouchards onderzoek laat zien dat de invloed van genen op gezondheid en persoonlijkheid uiteindelijk ‘maar’ 40 tot 50 procent is. Hoe kan hij daarmee verklaren dat een tweeling onafhankelijk van elkaar dezelfde auto koopt? Was Chevrolet trouwens niet een heel populair automerk?

Je ziet de laatste jaren een verschuiving in de tweelingonderzoeken. Werden eerst de overeenkomsten uitvoerig onderzocht, nu richt de aandacht zich juist op de verschillen. En dat heeft al een aantal opmerkelijke nieuwe inzichten opgeleverd. Een overzicht van ­populaire opvattingen over eeneiige tweelingen die de laatste tijd zijn rechtgezet.

5 mythes over eeneiige tweelingen

Mythe 1: tweelingen hebben precies hetzelfde DNA

Bouchard ging ervan uit dat eeneiige tweelingen voor 100 procent dezelfde genen hadden, maar dat blijkt niet te kloppen. Tegenwoordig kan iemands dna compleet worden ontrafeld en daardoor is bekend dat tweelingen genetisch toch enigszins van elkaar verschillen. Zo ontdekten onderzoekers tweelingen van wie er maar één adhd had of de ziekte van Parkinson kreeg.

De ­verschillen bleken te zitten in de ‘copy number variations’. Dat zijn stukken dna waarvan sommige mensen meer of minder kopieën hebben dan normaal. Aangezien ons lichaam voortdurend zijn dna kopieert, kan er in principe bij elke celdeling een mutatie ontstaan. Zo hoeven tweelingen genetisch niet hun leven lang precies hetzelfde te blijven en kunnen ze verschillende ziektes ontwikkelen. Ze blijken gedurende hun leven zelfs steeds meer van elkaar te gaan verschillen.

Tim Spector, hoofd tweelingstudies van het Londense King’s College, kent tweelingparen van wie er maar één depressies heeft. Hij verklaart dat met ­epigenetica. Volgens die leer kunnen allerlei omgevingsfactoren bepaalde ­eigenschappen van ons dna aan- en uitzetten: een wisseling van school, relatieproblemen, ongezonde eetgewoonten…

Al die dingen veranderen het dna niet – de volgorde van de basisparen blijft hetzelfde – maar het is mogelijk dat sommige genen daardoor beter of juist slechter worden ‘uitgelezen’. Als gevolg daarvan gaan eeneiige tweelingen verschillen in persoonlijkheid, kunnen ze andere genetisch bepaalde ziektes ­krijgen, en zelfs van lengte verschillen.

Mythe 2: tweelingen hebben hun eigen geheimtaal

Vier op de tien tweelingen ontwikkelen samen een fantasietaaltje. Maar ‘geheimtaal’ is een groot woord daarvoor; er zit namelijk geen opzet achter. Ze beïnvloeden elkaar gewoon tijdens het ontwikkelen van taal, kopiëren elkaar en houden daardoor samen woorden in stand die normaal gesproken gecorrigeerd zouden worden door anderen. En als ouders hun taaltje niet begrijpen, kunnen ze flink geïrriteerd zijn.

Idioglossie of cryptofasie wordt deze taalafwijking genoemd. Ze komt ook voor bij kinderen van bijna dezelfde leeftijd die veel op elkaar aangewezen zijn, zoals schipperskinderen. Als ze ouder worden, verdwijnt de fantasietaal meestal vanzelf.

Mythe 3: tweelingen hebben een telepathische band

Anekdotes volop: tweelingen die voelen dat de ander een ongeluk heeft gehad, die elkaars pijn voelen en boodschappen van elkaar doorkrijgen. Er zijn zelfs verhalen over tweelingen die tegelijkertijd doodgaan.

Het spreekt enorm tot de verbeelding, maar wetenschappelijk bewijs ontbreekt. Onderzoeken waarbij een proefpersoon in de ene ruimte moest weten aan welk getal of plaatje zijn broer of zus op dat moment dacht, ­leverden niets op. Bovendien bestaan zulke verhalen ook over andere mensen die veel samen zijn, zoals stellen, ouders en kinderen, en ‘gewone’ broers en zussen. Het lijkt dus eerder een gevolg van elkaar goed kennen.

Mythe 4: de eerstgeborene is de leider

De meeste ouders interesseren zich er niet voor wie van de twee als eerste het levenslicht zag. Maar mensen in de omgeving blijken vaak te vragen wie de ‘oudste’ is, met als achterliggend idee dat die het daadkrachtigst is. Dat verband bestaat echter niet. Bij een natuurlijke geboorte bepaalt simpelweg de ligging in de baarmoeder de volgorde, en die ligging kan nog tot vlak voor de geboorte veranderen. Bij een keizer­snede is de volgorde sowieso vaak anders dan bij een natuurlijke geboorte.

In de praktijk blijkt dat rivaliteit tussen tweelingen ertoe leidt dat een van beiden zich dominanter gaat gedragen. Maar die dominantie kan binnen een paar jaar naar de ander verschuiven.

Mythe 5: tweelingen hebben dezelfde vingerafdrukken

Het klinkt als de perfecte misdaad: de ene helft van een tweeling steelt een kostbare diamant, maar hij kan niet worden opgepakt. De gevonden vingerafdrukken zouden namelijk ook van de ander kunnen zijn.

De realiteit blijkt anders: eeneiige tweelingen hebben duidelijk verschillende vingerafdrukken. Deze vouwen en kronkeltjes ontstaan door invloeden in de baarmoeder, en zelfs een verschillende positie in de baarmoeder levert al een ander patroon op.

Toch ontliepen de tweelingbroers Hassan en Abbas O. in 2009 een lange gevangenisstraf. Zeker een van hen was waarschijnlijk betrokken bij een miljoenenroof uit een Berlijns warenhuis. Een achtergebleven handschoen leverde dna op, maar helaas wees de dna-analyse twee mogelijke daders aan: Hassan en Abbas. In de ­forensische praktijk worden namelijk niet alle 3 miljard nucleotidenparen van het dna in beeld gebracht, waardoor het onmogelijk is een eeneiige tweeling uit elkaar halen. Zonder ­vingerafdrukken kon er geen dader worden aangewezen en kwamen de verdachten weer op vrije voeten.

Bronnen o.a.: E. Ehil, A. Abdellaoui, De novo and inherited CNVs in MZ twin pairs selected for discordance and concordance on attention problems, European Journal of Human Genetics, 2012 / T. Spector, Identically Different, Phoenix, 2013 / S.J. Blackmore, F. Chamberlain, ESP and thought concordance in twins, Journal of the society for Psychical Research, 1993 / C.E. Isaacson, The Birth Order Effect, Adams Media, 2002