Veel Nederlanders kunnen ze vaak nog opdreunen, de levenslessen uit de crisistijd en oorlogsjaren die zij in hun jeugd ingelepeld kregen.

Laat familiepatronen los – maak je eigen keuzes
Training

Laat familiepatronen los – maak je eigen keuzes

  • Herken én doorbreek je belemmerende familiepatronen
  • Ontdek hoe je je eigen pad kunt bewandelen en voel je vrijer
  • Inspirerende video’s en opdrachten onder begeleiding van een contextueel therapeut
Bekijk de training
Nu maar
69,-

Bijvoorbeeld dat je soms genoegen moet nemen met ‘een boterham met tevredenheid’, en dat eten weggooien uit den boze was – ‘geef het liever aan de vogeltjes’.

Ook kregen ze veel lessen doorgegeven in de vorm van anekdotes. ‘Koud hier? Ik werd als kind ’s ochtends wakker met ijs op de dekens.’

Zo ook de zoon van Jopy. Jopy was 11 toen zij en haar ouders van het ene moment op het andere hun huis moesten verlaten. Het was september 1944, Arnhem was tot frontstad geparachuteerd en alle burgers werden geëvacueerd.

Jopy kon in de haast alleen haar pop meenemen. Het gezin werd ondergebracht bij een familie die niet bepaald blij was met hun komst. Pas acht maanden later konden ze terug naar hun eigen huis, dat in de tussentijd was geplunderd door de nazi’s.

Die ervaringen zijn haar de rest van haar leven bijgebleven, vertelt ze in een filmpje op Van huis en haard, een tentoonstelling over de evacuatie in het Airborne Museum. Maar het beïnvloedde ook haar zoon.

Hij vertelt in hetzelfde filmpje hoe zijn moeder hem opvoedde met de gedachte dat je vooral dankbaar moet wezen voor alles wat je wél hebt. En dat je vluchtelingen fatsoenlijk moet ontvangen.

Twee generaties over de impact van een en dezelfde historische gebeurtenis. Het is een gouden zet van het Airborne Museum dat het deze filmpjes heeft laten maken. Want wie ze ziet, vraagt zich onwillekeurig af: wat is er van de oorlogservaringen van mijn (groot)ouders doorgesijpeld naar mijn leven?

Gekleurde boodschappen

Natuurlijk brachten ook naoorlogse ouders hun kroost groot met door hun eigen jeugd gekleurde boodschappen. Zo benadrukten babyboomers vaak het belang van zelfontplooiing en ‘je eigen ding doen’.

Wat volgens sommigen overigens vooral als gevolg had dat hun kinderen, de huidige dertigers en veertigers, opvallen door egocentrisme.

En dan zijn er nog de waarden die niet door de tijdgeest zijn ingeblazen, maar al generaties lang binnen één familie worden doorgegeven. Denk aan het traditionele rode nest dat solidariteit hoog in het vaandel draagt.

De doopsgezinde geslachten die al eeuwen het belang van vrije gedachtevorming benadrukken. Adellijke families waarin alle kinderen een zegelring krijgen, met daarin besloten de boodschap: koester onze naam als een kleinood. Of gewoon de boekhandelaar op de hoek, die nog van opa heeft geleerd dat er niets boven een fraaie dichtbundel gaat.

Familietradities, niemand ontkomt eraan. Sommige worden er verbaal ingehamerd – ‘hier in huis wordt niet gevloekt’ – andere worden eerder woordloos doorgegeven: dat er in principe gezamenlijk en aan een mooi gedekte tafel wordt gegeten, dat onverwachte gasten altijd mogen aanschuiven (of juist bij de voordeur moeten worden afgewimpeld).

Maar of we ze nou nadrukkelijk of heel terloops kregen aangereikt, ze werken een leven lang door en beïnvloeden de manier waarop we onze eigen kinderen weer grootbrengen. Het kan daarom goed zijn er eens bij stil te staan.

In veel gevallen zal dat een warm gevoel geven, een besef van continuïteit en saamhorigheid. Het kan ook een bron van inspiratie vormen. Oma waagde haar leven in het verzet tegen de nazi’s, laat ik dan niet zwijgen als racisme zijn kop weer opsteekt.

Papa speelde zo prachtig viool, laat ik mijn kinderen stimuleren te musiceren. Zelfs zuinigheid kan, in combinatie met het vermogen van kleine dingen te genieten, iets zijn om trots door te geven.

Wensdroom van je ouders

Helaas zijn zulke tradities soms ook een last. De zaak is al generaties binnen onze familie; wie ben ik dan om te weigeren er te komen werken?

Mijn ouders zeggen ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’; kan ik wel trouwen in een Frans kasteeltje? En mag ik tevreden zijn met een hbo-diploma terwijl mijn ouders een academische graad hebben?

Daar klinken dan nog min of meer expliciete opdrachten in door – ‘zet opa’s levenswerk voort’, ‘verbeeld je niet dat je beter bent’, ‘zorg dat je ons niveau handhaaft’ – waartegen je als kind nog min of meer bewust in opstand kunt komen.

Maar wat als een opdracht nauwelijks uitgesproken is? Denk aan het leesbeest in een clan van voetbalfans, het dikkerdje in de dynastie van ranke schoonheden. Vaak voelen zulke kinderen best dat er iets anders van ze werd verwacht. Maar hoe weerspreek je iets wat nooit echt wordt gezegd?

In haar onlangs vertaalde boek Het zit in de familie zoomt de Duitse psychologe en systeemtherapeute Sandra Konrad in op zulke meer problematische familiaire opdrachten. Ze haalt daarbij schrijnende voorbeelden aan uit haar eigen praktijk.

Zo had ze ooit een geneeskundestudent in behandeling, Kay, die voor de derde keer voor een belangrijk tentamen was gezakt. Dat betekende het einde van zijn studie. Wat voor hem gelijkstond aan het einde van alles; hij dacht zelfs serieus aan zelfmoord.

Maar welke droom was er nou eigenlijk uiteengespat? Na lang doorvragen kreeg Konrad boven tafel dat het ergste voor Kay niet was dat hij geen dokter meer kon worden, maar dat hij het zijn ouders moest vertellen. Die waren namelijk allebei arts, en hadden het altijd geweldig gevonden dat hij in hun voetsporen wilde treden.

Uiteindelijk kwam Kay tot het inzicht dat driemaal zakken voor zo’n belangrijke tentamen misschien wel als onbewuste verzetsdaad mocht worden opgevat. Dat hij diep van binnen eigenlijk helemaal geen arts wilde worden. Het was de wensdroom van zijn ouders geweest die hij had gevolgd.

Existentiële crisis

Dat is het verraderlijke aan opdrachten van de familie, schrijft Sandra Konrad; dat je ze vaak niet waarneemt ‘als wensen van anderen, maar als iets wat voorkomt uit jezelf’.

Als dat past, vervolgt ze: prima. ‘Maar als deze opdrachten niet of niet meer passen, kan het zijn dat je eronder lijdt. Dan volgt een crisis, niet zelden een existentiële crisis, waarin je gaat twijfelen aan je hele leven.’

Kay kwam uiteindelijk heelhuids door zijn existentiële crisis heen. Hij werd meubelmaker – en was gelukkig. Minder goed liep het af met Inga, die zich tot psychologe Konrad wendde om in het reine te komen met haar ‘emotionele erfenis’.

Inga’s moeder was regelmatig zwaar depressief geweest. Ze bleef dan wekenlang in bed, waar ze werd verzorgd door Inga’s oudere broer Olaf. Die sliep dan ook naast moeder. Zodat haar dranklustige vader maar bij Inga in bed kroop en haar vroeg hem te bevredigen.

Inga – 10 toen het misbruik begon – besefte wel dat dat niet normaal was, maar haar vader fluisterde haar in dat ze de familie zo bijeenhield. Bovendien overlaadde hij haar met cadeautjes, wat Olaf weer jaloers maakte.

Maar toen ze haar broer probeerde uit te leggen wat daarachter zat, legde hij haar woest het zwijgen op: ‘Je vermoordt mama nog als ze dit hoort. En bovendien is het je eigen schuld. ’

Een typische misbruikfamilie, zegt Konrad: het belang van het individu wordt ondergeschikt gemaakt aan dat van het systeem als geheel. Zo’n kind krijgt de boodschap dat zijn enige waarde schuilt in de functie die het voor anderen vervult.

Geen wonder dat Inga opgroeide tot een volwassene zonder gevoel van eigenwaarde, die zich door haar partners liet prostitueren en troost zocht in alcohol en drugs.

Begin van bevrijding

Wat nog meer typerend is aan Inga’s verhaal, zegt Konrad: haar misbruik had een transgenerationele component. Daar kwam Inga overigens pas achter toen haar moeder overleed en oma eruit flapte dat ‘dat loeder altijd alleen maar ellende had veroorzaakt’; ze had alle mannen het hoofd op hol gebracht, ‘zelfs haar eigen vader’.

Toen besefte Inga dat ze meer met haar moeder gemeen had dan haar terugkerende depressies alleen. En al deed dat weinig af aan alle doorstane ellende, het voelde voor haar toch als een begin van bevrijding.

Haar moeder had niet uit pure onverschilligheid weggekeken. Ze had dat weer van háár moeder ‘geleerd’. En ook het gevoelens verdoven met drank en de schuld bij de verkeerde leggen, was kennelijk iets wat al minstens twee generaties lang ‘in de familie zat’.

Dat ouders hun hartstocht voor voetbal, God of bosorchideeën graag aan het nageslacht doorgeven, is begrijpelijk. Maar waarom zouden ze hun kinderen bejegenen met dezelfde liefdeloosheid als die waaronder ze zelf in hun eigen jeugd hebben geleden? Of met een familiaire opdracht die niet bij hun kinderen past?

Konrad ziet als mogelijke verklaring dat het een onbewuste poging is alsnog de goedkeuring van de eigen ouders te verkrijgen. ‘Het is niet zo eenvoudig om uit familiewetten te treden. Juist wanneer deze in het verleden zoveel leed veroorzaakt hebben,’ schrijft ze.

‘Wij blijven allen tot aan onze dood het kind van onze ouders en heel diep binnen in ons zit het verlangen naar verzoening met hen.’

Vandaar dat de moeder die zelf als puber alles deed om aan haar preutse ouders te ontsnappen, op haar beurt haar dochter strak houdt. Zo laat ze haar ouders zien dat ze toch nog braaf is geworden.

Ontwikkelingspsycholoog Herman Baartman heeft nog een andere verklaring: de diepe faalangst die geregeld voorkomt bij mensen die geen fijne jeugd hebben gehad.

Ze weten niet beter dan dat ze hun ouders telkens tegenvielen. Voor hen voelt het vaak als herkansing als ze zelf ouder worden: eindelijk die liefdevolle band die ze nooit hebben gehad.

Maar, zo zei de emeritus hoogleraar kindermishandeling in 2006 tegen het Tijdschrift voor pleegzorg: ‘Hoe hoger gespannen de verwachtingen, hoe heftiger de teleurstelling.’

Een kind is immers nooit precies zoals je het je had voorgesteld. En dat voelt voor zulke mensen alsof ze andermaal tekortschieten; ditmaal niet als kind maar als ouder.

Zo wordt hun gezinsleven opnieuw een bron van spanningen en frustraties – en als die te hoog oplopen zelfs van geweld. Baartmans verklaring wordt ondersteund door onderzoek. Van de mensen die in hun jeugd mishandeld zijn, mishandelt naar schatting maar liefst eenderde zijn eigen kinderen weer.

Een streep eronder

Toch biedt juist zo’n cijfer reden tot hoop. Immers: de meerderheid weet zo’n onaangename ‘familiewet’ dus stop te zetten.

Hoe ze daarin slagen? Onderzoekers ontdekten dat deze mensen gekenmerkt worden door het feit dat ze hun ouders van een afstandje kunnen bezien.

Sommigen doordat er in hun jeugd ook mensen waren die ze het gevoel gaven dat ze er wél toe deden. Anderen slagen erin door therapie. Hoe dan ook: ze wisten én voelden dat hun ‘tekortschieten’ vooral in het hoofd van hun ouders bestond.

En dat is iets waar slachtoffers die zelf dader worden, niet in zijn geslaagd. Zij zijn blijven hangen in een cruciale vraag, zegt Baartman in het interview: ‘Deugen mijn ouders of deugen ze niet, en deug ikzelf of deug ik niet?’

Je zou kunnen zeggen dat dat ook een belangrijk inzicht is voor wie zich ongemakkelijk voelt bij sommige familiewetten. Het is best mogelijk dat ze gewoon niet deugen – voor jou niet, of misschien zelfs überhaupt niet.

Mocht dat voor jou het geval zijn, dan is de beste raad dus: zet er een streep onder. Inderdaad, dat is meestal niet makkelijk, maar het kán. Juist die akelige cijfers over doorgifte van mishandeling maken dat duidelijk.

En de mooie familiewetten? Blijf die vooral koesteren, geef ze op een vriendelijke, niet-dwingende manier door aan je nageslacht. Uit ander onderzoek is namelijk gebleken dat iedereen daar wel bij vaart.

Oma’s erfenis ontleed

Dat gebeurtenissen van lang geleden soms generaties doorwerken in een familie, ondervond ook historica en journaliste Floor (37).

In het ouderlijk gezin van haar moeder werd altijd veel nadruk gelegd op een verzorgd uiterlijk, en dat nam zij over. ‘Ik zal nooit onbeschilderd de straat op gaan.’

In de loop der jaren begon Bal te beseffen dat dat te maken had met de armoedige jeugd van haar oma. ‘Ze was een buitenechtelijk kind. Om haar te kunnen onderhouden, moest haar eigen moeder keihard werken en groeide zijzelf op bij haar grootouders.’

Bals oma vertelde daar veel over – en ook over haar vader, die ze als peuter een paar keer had ontmoet. ‘Volgens oma was dat een man van de wereld geweest, met een statig pand in Den Haag.’

Dat verhaal prikkelde Bal zo dat ze afgelopen jaren het leven van haar overgrootvader natrok. Helaas bleek er niets van waar. Overgrootvader was slechts handelsreiziger geweest, en naar zijn vele verhuizingen te oordelen geen succesvolle. De politie pakte hem ooit zelfs op wegens landloperij.

Geen illustere overgrootvader dus. Toch kijkt Bal tevreden terug op haar zoektocht. ‘Ik dacht altijd dat mijn overgrootmoeder de prooi was geweest van een ongevoelige rijkaard, maar nu zag ik dat mijn overgrootvader ook had moeten vechten om te overleven.’

Bal hield er nog iets anders aan over: een grote zoekvaardigheid in archieven. Dat resulteerde afgelopen jaar in Het grote familieboek, een praktische handleiding voor mensen die hun familiegeschiedenis in kaart willen brengen.

Bal zet zeer aanstekelijk uiteen waar je genealogische kennis kunt vinden, hoe je die kunt interpreteren en welke valkuilen er zijn.

Welke opdrachten beïnvloeden je leven?

‘Een familie functioneert niet zonder regels, rollen en taken,’ schrijft psychologe en systeemtherapeute Sandra Konrad in Het zit in de familie.

‘Rollen geven houvast, opdrachten geven ons bestaan een richting en zin.’ Maar, vervolgt ze: soms passen die opdrachten niet (meer) bij je. Met als gevolg dat je je overbelast of innerlijk verscheurd voelt.

Dan is het goed om ze eens kritisch tegen het licht te houden. Alleen: vaak zijn ze niet expliciet verwoord.

Vragen die kunnen helpen om zulke opdrachten helder te krijgen:

  • Volgens welke stelregels heb je belangrijke beslissingen genomen? Aan wie doen die regels je denken?
  • Zijn er dingen die je telkens weer zonder succes herhaalt? Zit daar een patroon in?
  • Op welke levensgebieden loop je geregeld tegen problemen aan? Zie je een verband met je familie?
  • Welke positieve of negatieve parallellen zijn er tussen jouw leven en dat van je (voor)ouders?
  • Op welke gebieden zijn je ouders tevreden met je? Vraag ze zo mogelijk eens direct hoe ze zich je leven hadden voorgesteld.
  • Hoe zijn je ouders op je naam gekomen? Welke betekenis heeft die naam voor hen?

Vragen voor kinderen (en ouders)

Weet je eigenlijk…

  • hoe je ouders elkaar hebben ontmoet?
  • waar je moeder is opgegroeid?
  • waar je vader is opgegroeid?
  • waar je grootouders zijn opgegroeid?
  • waar je grootouders elkaar hebben ontmoet?
  • waar je ouders zijn getrouwd?
  • onder welke omstandigheden je werd geboren?
  • waar je naam vandaan komt?
  • onder welke omstandigheden je broers of zussen werden geboren?
  • op welk familielid je uiterlijk het meeste lijkt?
  • op welk familielid je qua manier van doen het meeste lijkt?
  • met welke ziektes of ongelukjes je ouders in hun jeugd zoal te maken kregen?
  • welke levenslessen je ouders hebben getrokken uit goede of slechte ervaringen?
  • wat je ouders zoal meemaakten op school?
  • welke nationaliteiten er in je familie zitten (bijvoorbeeld Nederlands, Duits, Russisch)?
  • wat voor banen of baantjes je ouders zoal hadden toen ze jong waren?
  • of je ouders in hun jeugd prijzen of onderscheidingen hebben gekregen?
  • hoe de scholen heetten waar je moeder naartoe ging?
  • hoe de scholen heetten waar je vader naartoe ging?
  • of er een familielid is dat altijd zo lelijk keek dat zijn of haar gezicht op een dag voor altijd in die stand bleef staan?

Hoe meer ‘ja, dat weet ik’-vinkjes je kunt zetten, hoe beter.

Opmerkelijk: in het oorspronkelijke onderzoek werd de laatste vraag door maar liefst 15 procent van de ondervraagden met ‘ja’ beantwoord.

Familieverhalen zijn nou eenmaal niet altijd volledig conform de waarheid. Vaak worden ze verteld bij wijze van standje of als troost bij fysieke of emotionele pijn, en de verteller past het verhaal aan aan de situatie van dat moment.

Of alle details kloppen, doet er niet zo toe. Sterker nog: vaak zijn familieleden het oneens over wat er nou precies gebeurde, en zulke welles-nietes-gesprekken worden dan zelf ook weer onderdeel van het familieverhaal.

Bronnen o.a.: D. Suidman, Van generatie op generatie: Kindermishandeling, Mobiel, tijdschrift voor pleegzorg, 2006 / M. van IJzendoorn e.a., Parental attachment and children’s socio-emotional development, International Journal of Behavioral Development, 1991 / K. Lünnemann, T. Pels, Van generatie op generatie, Verwey-Jonker Instituut, 2013 / R. Fivush, M. Duke e.a., The intergenerational self: Subjective perspective and family history, in: Individual and collective self-continuity, 2008 / R. Fivush, M. Duke e.a., Do you know…?, Journal of Family Life, 2010 / B. Feiler, The stories that bind us, The New York Times, 15 maart 2013 / R. Fivush, M. Duke, The Do you know scale, 2007, vertaald en gepubliceerd met toestemming

Oefening: Deel je familieverhalen

Vertel je kinderen geregeld over je eigen levenservaringen en die van je voorouders. Maakt niet uit of dat voorgeslacht nou in het Blauwe Boekje van Nederlandse patriciërs stond of nauwelijks hun naam onder de trouwakte kon schrijven; kennis van hun familiegeschiedenis geeft kinderen meer vertrouwen in eigen kunnen.

Het beschermt ze tegen angst en depressie, geeft ze een gevoel van controle over hun eigen leven en vergroot hun veerkracht. Dat is, kort gezegd, de boodschap van de Amerikaanse psychologen Marshall Duke en Robyn Fivush.

Duke en Fivush kwamen begin deze eeuw tot dit inzicht na onderzoek bij tientallen gezinnen. Ze interviewden hen, namen hun eettafelgesprekken op en lieten de kinderen psychologische tests doen.

Dat alles leverde direct al het inzicht op dat kinderen bij wie thuis geregeld aan het familiaire verleden werd gerefereerd – denk aan: ‘Oma moest als kind een bed met haar zusje delen’, maar ook: ‘Weet je nog, die vakantie dat jij in een zee-egel trapte?’ – duidelijk beter in hun vel zaten.

Je zou kunnen zeggen: kunsjt, dat zijn sowieso de families waarin beter wordt gecommuniceerd en meer saamhorigheidsgevoel heerst. Maar er lijkt nog iets te spelen, namelijk dat familieverhalen emotionele lessen bevatten.

Dat laatste aspect kwam duidelijk naar voren toen kort na dit eerste onderzoek de aanslagen van 9/11 plaatsvonden. Duke en Fivush besloten hun ‘proefgezinnen’ nogmaals te bezoeken en stelden vast: in gezinnen met veel familieverhaal waren de kinderen minder van slag door die traumatische gebeurtenissen.

Het heeft er alle schijn van, concludeerden de onderzoekers, dat een kind op moeilijke momenten stressbestendiger is als het weet dat eerdere generaties ook het hoofd hebben geboden aan tegenslagen.

Om vervolgonderzoek naar de relatie tussen familieverhalen en welzijn simpeler te maken, stelden de onderzoekers in 2007 een lijst op van twintig vragen waarmee snel vastgesteld kan worden aan hoeveel familieverleden een kind is blootgesteld.

Want vergis je niet, merken ze op: kinderen horen die verhalen écht en slaan ze ook op, zelfs al stralen ze nadrukkelijk uit dat ze niet luisteren.

Deze vragenlijst heeft in Amerika de afgelopen jaren een zekere cultstatus bereikt doordat bestseller-auteur Bruce Feiler (‘The secrets of happy families’) er in 2013 een paar voorbeelden uit citeerde in The New York Times.

De boodschap van Feilers artikel was niet anders dan die van Duke en Fivush: een happy family wordt gekarakteriseerd door een levendige verhalencultuur en het sterke ‘intergenerationele zelf’ dat daarvan het gevolg is.

Maar Marshall werd vervolgens van alle kanten bestookt met verzoeken om de complete vragenlijst, door ouders die hun kinderen dolgraag de ‘juiste antwoorden’ wilden bijbrengen.

Daar gaat het dus niet om, liet Duke al snel publiekelijk weten: het werkzame bestanddeel is namelijk niet de ‘kennis’ op zich – vergeet niet dat veel familieverhalen miegelen van de overdrijvingen en omissies – maar de sfeer waarin ze wordt overgedragen.

De gezamenlijke etentjes, vakanties en uitjes dus. Plus het feit dat (groot)ouders hun (klein)kinderen vaak persoonlijke anekdotes vertellen omdat die een troostende boodschap of levensles bevatten.

Niettemin, hierboven kun je de complete vragenlijst zelf invullen. Hoe scoor je? En je eventuele kinderen? Maak er geen wedstrijd van – zie de lijst vooral als aanleiding voor een Goed Gesprek.