Ten tweede is blozen een signaal waarop we vrijwel geen invloed hebben. Sommige mensen kunnen tranen produceren op commando, en veel mensen lopen met een valse glimlach rond, maar niemand kan zomaar blozen.

Evenmin kunnen we gebloos, als het eenmaal opkomt, onderdrukken. Sterker nog, hoe meer we beseffen dat we rood aanlopen, hoe moeilijker het wordt ervan af te komen. Psychotherapeuten hebben hun handen vol aan mensen die vinden dat ze te gemakkelijk blozen.

Er is een theorie die stelt dat communicatie neerkomt op manipulatie. Onze houding en gebaren dienen slechts om anderen te beïnvloeden, zodat ze zich gedragen zoals het ons het beste uitkomt.

Een uitdrukking van verdriet tonen we om aandacht te krijgen. Met een luide lach krijgen we anderen op onze hand. Ik geloof daar niet erg in, en een der vele tegenbewijzen is het blozen. Blozen verraadt iets over onszelf dat we eigenlijk liever voor onszelf zouden houden, zoals schaamte of verlegenheid.

Waarom heeft de mens zo’n signaal? Charles Darwin was er zo verbaasd over, dat hij brieven aan collega’s en missionarissen over de hele wereld schreef om te zien of blozen een universeel verschijnsel was.

Hij concludeerde dat alle mensen schaamte kennen en dat we onze omgeving via het blozen ongewild op deze gevoelens wijzen. Maar waarom hebben we daarvoor een signaal nodig dat andere primaten kennelijk kunnen missen, en waarom hebben we er zo weinig vat op?

Het geheim is dat we een op samenwerking gerichte, morele aap zijn. We letten op de betrouwbaarheid van anderen. Iemand die nooit zijn of haar gevoelens prijsgeeft en geen schaamte of schuldgevoelens lijkt te kennen is niet de meest aantrekkelijke vriend of collega. We moeten elkaar kunnen vertrouwen en op elkaars eerlijkheid rekenen, en wat is een betere aanwijzing dan dat iemand aan den lijve toont dat hij zich iets aantrekt van de publieke opinie?

Om dezelfde reden hebben we wit rond de iris van onze ogen (de sclera), die het overduidelijk maakt in welke richting we kijken of hoe rustig of onrustig onze blik is. Geen andere primaat heeft zulke opvallende oogbewegingen. Ook deze eigenschap heeft mogelijk te maken met betrouwbaarheid, omdat het gebaar precies aangeeft of onze aandacht uitgaat naar de gevoelens, de borsten of het dure horloge van een ander.

Het gaat bij deze vormen van communicatie dus niet om manipulatie, maar om het tegenovergestelde. We zijn door de evolutie voorzien van een anatomie die het moeilijk maakt anderen voor de gek te houden.

Wanneer we de handen voor ons gezicht slaan en uit verlegenheid een kleur krijgen, maken we onbewust duidelijk dat we rekening houden met anderen. Aangezien we daarmee tot het soort mensen behoren dat vertrouwen wekt, is het dus lang niet zulk problematisch gedrag als blozers lijken te denken.