‘Het was hartje zomer 2005, een paar dagen later zou onze vakantie beginnen. Ik was met de kinderen nog even gaan winkelen voor wat laatste dingetjes toen mijn oog viel op een kleurige hangmat. Thuis hing ik hem meteen op aan een gemetselde pilaar. Ik legde Dirk, mijn jongste van 2, in bed voor zijn middagdutje, daarna nam ik Guus van 4 op schoot in de hangmat. Heel even gaven we ons over aan de lome zomermiddag, tot ik boven mijn hoofd opeens de pilaar op ons af zag komen. In een reflex wipte ik met mijn knieën Guus uit de hangmat; hij kwam hard op de grond terecht. Daarna werd het zwart.

Ik kwam weer bij door Guus’ geschreeuw. “Mamá! Mamá!” Door de paniek in zijn stem wist ik dat ik kalm moest blijven. “Je moet Annie om hulp gaan vragen,” zei ik rustig. Meteen rende hij de poort uit, naar de buurvrouw. Naast me zag ik een arm liggen, ik kon niet zien of hij van mij was. De pilaar was net naast me gevallen, de touwen van de hangmat zaten er nog aan vast en waren verstrikt geraakt om mijn nek.

Die arm kon niet van mij zijn, want ik voelde nergens pijn. Was hij dan van Guus? Had ik hem zonder arm naar de buren gestuurd? De zon brandde op mijn hoofd, god wat was het heet. Het volgende moment stond de tuin ineens vol met mensen. Ze zetten een parasol boven me en dwongen me te blijven praten, terwijl ik zo graag wilde slapen. Brandweermannen bevrijdden me van de touwen en het puin, ambulancebroeders stabiliseerden me en legden me op een brancard. Iemand zei nog dat ik me geen zorgen hoefde te maken om de kinderen, daarna nam de ambulance me mee. Ik deed mijn best om te blijven antwoorden op de vragen van de broeder, maar tijdens het rijden viel ik weer weg.’

Geen hoop

‘Van de eerste dagen op de intensive care weet ik bijna niets meer, soms kwam ik met flarden even bij bewustzijn. Het was afschuwelijk, was dit echt? Aan mijn hoofd hingen gewichten, die mijn nek op zijn plek moesten houden. Mijn lichaam voelde aan als een koud blok beton. Toen ik helder genoeg was, vertelden de artsen me dat ik in de ambulance een neurologische shock had gekregen. Als er toen geen trauma-arts naast me had gezeten, was ik gestorven. Mijn gezicht en zeven nekwervels waren gebroken, de touwen om mijn nek hadden ervoor gezorgd dat ik mezelf had opgehangen: mijn ruggenmerg was op één plek helemaal doormidden.

Ad raakte verlamd: ‘Ik hoorde een vreselijk gekraak – mijn ruggenwervel’

Ad raakte verlamd: ‘Ik hoorde een vreselijk gekraak – mijn ruggenwervel’

Vier jaar geleden viel Ad Aarts (47) uit een boom en raakte gedeeltelijk verlamd vanaf zijn middel. ...

Lees verder

Er was een riskante operatie nodig om mijn wervels te repareren, maar ze maakten me meteen duidelijk dat er geen hoop was op herstel. Daar lag ik dan: 32 jaar, moeder van twee kleine mannen en voor de rest van mijn leven vanaf mijn schouders verlamd – als ik tenminste niet stierf tijdens de operatie.

Dat besef maakte een heleboel los: angst, woede, verdriet, maar ook heel veel liefde voor de mensen om me heen. Ik vertelde mijn vriend Marco en mijn familie elke dag hoeveel ik van ze hield. Eigenlijk was dat niks voor mij, maar nu vond ik dat ineens heel belangrijk. Nú kon het nog.

Het idee om op deze manier verder te leven, beklemde me. Ik vertelde ze dat ik dat niet wilde. Het leek zo uitzichtloos; dat kon ik Marco en de kinderen toch niet aandoen? De gedachte dat mijn jongens zaten opgescheept met een moeder die ze niet eens zelf een knuffel kon geven, vond ik onverdraaglijk. Ze zouden beter af zijn zonder mij, Marco was nog jong genoeg om een tweede moeder voor ze te vinden. “Laat mij maar gaan,” zei ik tegen hem.’

Bruidstaart

‘Zowel de artsen als de mensen om me heen begrepen dat ik liever afscheid nam dan ongelukkig bij ze bleef. Er verscheen een arts aan mijn bed om te praten over euthanasie. “Zeg het maar,

ieke,” zei hij. “Jij beslist.” Daar schrok ik ontzettend van: voor mijn gevoel was ik hulpeloos, maar nu besliste ik ineens over leven of dood. Dat besef veranderde alles. Als ik koos voor de dood, had ik niet eens geprobeerd om er iets van te maken. Wat zouden mijn kinderen daar later van denken?

Ik besloot de nekoperatie toch te ondergaan, in de hoop nog wat mooie herinneringen te kunnen maken met iedereen die ik liefhad. Zo lang mogelijk zo gelukkig mogelijk zijn, dat werd mijn doel. Ik maakte die keuze puur voor mezelf en dat voelde best egoïstisch, want daarmee zadelde ik anderen met een heleboel extra zorg op. Maar als het niet ging, kon ik altijd nog kiezen voor de dood.
Vlak voor de operatie vroeg Marco me nogmaals ten huwelijk, we hadden voor het ongeluk al trouwplannen. We trouwden op de intensive care, ik voelde me prachtig in het fleurige dekbed dat om me heen was gedrapeerd om de toeters en bellen van de IC te camoufleren. Na weken van sondevoeding mocht ik een heel klein hapje van de bruidstaart proeven, het maakte me zo gelukkig. We trouwden omdat het nú nog kon, maar hadden geen idee waaraan we begonnen.’

Plek kwijt

‘Tijdens de operatie werden mijn ruggenwervels met plaatjes vastgezet. Het was millimeterwerk. Goddank kon ik erna nog zelfstandig ademen en mijn schouders bewegen. Het gevoel in mijn gezicht kwam terug, maar mijn lichaam bleef een onwrikbare ijsklomp. Toch was ik blij dat ik nog leefde. Ik hield me vast aan simpele dingen: een uurtje zitten na drie maanden platliggen, mijn hoofd bewegen, met mijn bed naar buiten en de zon voelen.

Na twee maanden in het ziekenhuis verhuisde ik naar een revalidatiecentrum; het voelde als een klein stapje op weg naar huis. Maar na zo’n mooi moment kwam er altijd weer een terugval. Ik werd constant heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Mijn totale hulpeloosheid maakte me bang. Vooral ’s nachts werd ik overvallen door angst. Angst om te stikken in een hoestbui zonder dat iemand het merkte. Angst voor enge mensen aan mijn bed, die zomaar alles met me konden doen. Angst om terug naar huis te gaan, en te ontdekken dat ik mijn plek in het gezin kwijt was. Hoewel er in de kliniek wel psychologische hulp beschikbaar was, werden mijn angsten en emoties vooral met medicijnen “behandeld”. Ze werden onderdrukt.’

Onuitstaanbaar

‘Acht maanden na het ongeluk met de hangmat kwam ik voor het eerst weer thuis – maar zo voelde het helemaal niet. Het rook anders, er waren spullen verplaatst en ik kon er zelf niets aan veranderen. In het begin vond ik dat vreselijk confronterend, maar al snel zette ik mijn huishouden toch weer naar mijn hand. Ik eiste mijn vertrouwde wasmiddel terug en liet spullen weer op hun plek zetten. Toch was dat eerste jaar thuis heel zwaar. Mijn lichaam liet me om de haverklap in de steek. Blaasontstekingen, drukplekjes of simpelweg vermoeidheid konden ervoor zorgen dat ik weken achtereen in bed moest blijven. Ik lag regelmatig in de clinch met de thuiszorg, omdat ik vond dat ze me niet in mijn waarde lieten of dingen voor me invulden. Ik haatte het als ze mijn eten koud bliezen, of zich bemoeiden met gesprekken als ik bezoek had – dat kon ik prima zelf. Ik was soms onuitstaanbaar, maar ik wilde gewoon mijn eigenheid behouden.’

Co-ouder

‘Het contact met de kinderen herstelde zich snel na mijn thuiskomst. Eindelijk kon ik weer verhaaltjes met ze lezen voor het slapengaan; maar als ze ’s nachts huilden, moest ik dat aan Marco overlaten. Guus sprak niet veel over het ongeluk. In een zeldzaam open moment vertelde hij me dat hij boos op zichzelf was geweest, omdat hij de pilaar niet had kunnen tegenhouden. Dat heb ik hem meteen uit zijn hoofd gepraat. Voor Dirk moest ik wat meer moeite doen, ik was duidelijk te lang afwezig geweest. Maar gaandeweg kroop ook hij steeds vaker bij me op bed. Dan ging hij naast mijn hoofd zitten en friemelde wat door mijn haren.

Mijn beperking had grote invloed op mijn relatie met Marco. Ik had altijd geweigerd mezelf van een man afhankelijk te maken, nu was ik het. Ik haatte het om alles aan Marco te moeten vragen, hij haatte het om alles voor mij te moeten doen. Hij zuchtte steeds vaker hartgrondig als ik iets aan hem vroeg en ik vond dat onterecht.
Erover praten wilde hij niet, dus praatte ik voor twee. De wrijving werd zo groot, dat de liefde werd verdrukt.’

Gefaald

‘Vijf jaar na het ongeluk besloten we uit elkaar te gaan, het was een opluchting voor ons allebei. We regelden goed co-ouderschap voor de kinderen en ik kon met 24-uurszorg gelukkig in ons huis blijven wonen. Overdag, als er genoeg hulp was, waren de kinderen bij mij. ’s Avonds gingen ze meestal naar Marco.

Kalmeer je lichaam, kalmeer je geest
Training

Kalmeer je lichaam, kalmeer je geest

  • Leer je omgaan met overprikkeling en overspoeling 
  • Ontwikkel je meer lichaamsbewustzijn
  • Creëer je meer balans met behulp van de polyvagaaltheorie
Bekijk de training
Nu maar
55,-

Na de scheiding leefde ik verder in de overleefstand die me inmiddels zo vertrouwd was. Elke dag vocht ik voor mijn geluk en onafhankelijkheid, zonder al te veel stil te staan bij mijn gevoelens. Mensen uitten hun bewondering voor mijn kracht, maar ik wist niet zeker of ik die wel verdiende. Als ik me rot voelde, vroeg ik vaak een extra pilletje. Daar was altijd wel een excuus voor te bedenken. Morfine, antidepressiva – uiteindelijk slikte ik dertig pillen per dag. Doordat er zo veel verschillende mensen voor me zorgden, had niemand in de gaten hoeveel het was. “Mieke is gewoon moe,” dachten ze als ik weer eens half versuft in mijn rolstoel zat.

Pas toen mijn goede vriend Gilberto argwaan kreeg en me ermee confronteerde dat ik net zoveel morfine slikte als een terminaal zieke, besefte ik dat ik verslaafd was. Ik liet mezelf opnemen in een kliniek voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel en kickte af. Daar kwam ik pas echt aan verwerking toe. Een bevrijdende ervaring, waar ik trots op ben. Ik vond dat ik gefaald had omdat ik mijn donkerste gevoelens zo lang had weggespoeld met medicijnen, maar de psychiater zei dat ik te streng was voor mezelf: kennelijk was ik er nu pas klaar voor om ze onder ogen te komen.

Ik was bang was dat de pijn nooit meer zou verdwijnen als ik hem toeliet, maar het omgekeerde bleek waar. Door mezelf toe te staan af en toe intens verdrietig te zijn, zakte dat nare gevoel vanzelf weer weg. En dan was er meer ruimte om te genieten van mooie dingen, zoals een fijn bezoek of een knuffel van de kinderen. Ik ontdekte dat gevoelens slechts momentopnamen zijn: noch geluk, noch verdriet is blijvend. Ik hoef nu niet meer altijd sterk en positief te zijn.’

Een acht

‘Na dertien jaar heeft mijn vecht- en regelstand plaatsgemaakt voor meer ontspanning, beleving en acceptatie. De jongens zijn inmiddels echte pubers. Ze worden steeds zelfstandiger, over een tijdje vliegen ze uit. Dat vind ik prachtig om mee te maken, mijn geluk is niet van hen afhankelijk.

Hoewel niemand met me zal willen ruilen, inspireert het mensen als ze zien dat ik me zeker nog gelukkig kan voelen. Laatst zat ik met een vriendin in een cabaretvoorstelling waarbij we een cijfer moesten geven voor ons geluksgevoel. Zij gaf het hare een zesje, ik het mijne een acht. Dat gaf stof tot nadenken: waar halen wij ons geluk uit? Ik vind het mooi als mensen door mij bewuster gaan genieten van dingen, die ze eigenlijk vanzelfsprekend vinden.’

Mieke schreef een boek over haar leven: Pak me dan… als je kan!, verkrijgbaar via Boekscout.nl. Ze spreekt ook op scholen en congressen over goede zorg en kwaliteit van leven.